e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L321a plaats=Ittervoort

Overzicht

Gevonden: 2402
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dorsvloer buitenshuis den: [den] (Ittervoort) Een dorsvloer in de open lucht, dicht bij de boerderij (op het erf), soms op de akker, die gebruikt wordt voor bepaalde gewassen waarvoor de normale dorsvloer te hard was, zoals boekweit, erwten of oliehoudende zaden. Deze zaden mogen door het dorsen niet te zeer beschadigd of geplet worden. Soms legde men daarom ook wel een laag stro op de dorsvloer en dorste daarop (L 321 en 326) of dorste men op een groot kleed of laken (L 320, 330 en Q 96d, met paard en wals). In L 314 dorste men op het erf en in K 278 op het veld. Het gaat hierbij om boekweit in K 278, L 270, 314, 321, 326, 330 en Q 33 en om oliezaad in K 278, L 318b, 326 en Q 96d. Zie verder de toelichtingen vermeld achter de codecijfers. Zie ook het lemma "dorsvloer" (3.2.1). Zie voor de fonetische documentatie van (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 14, 9b en 11] I-6
dot pluizen of haren dot: dod (Ittervoort) een kleine hoeveelheid pluizige stof [dod, dots, donk] [N 91 (1982)] III-4-4
draad lies: lees (Ittervoort), leze (Ittervoort) de draden of randen van peulvruchten [N Q (1966)] || hoe noemt men één zon draad (van peulvrucht) [N Q (1966)] III-2-3
draaien draaien: drèje (Ittervoort) Draaien: een andere richting aannemen, draaien (wenden, wenken, wengen, zwenken, keren). [N 84 (1981)] III-1-2
draden of randen van peulvruchten liezen: leze (Ittervoort) [N Q (1966)] I-7
drank nattigheid: nattigheid (Ittervoort) drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)] III-2-3
dreef laan: laan (Ittervoort) een weg aan met beide zijden een of meer rijen bomen (dreef, dreeft, laan,laning, lei) [N 90 (1982)] III-3-1
drenzen janken: janke (Ittervoort), zeuren: zeure (Ittervoort) op een zeurderige toon huilen [drenzen, jengelen, janken, drammen, simmen] [N 85 (1981)] || op zeurderige toon huilen [knooiachtig, dremmerig] [N 85 (1981)] III-1-4
driftig haastig: heūstig (Ittervoort) vervuld van plotselinge woede of ongeduld [duftig, koppig, kort aangezet, haastig, krikkel] [N 85 (1981)] III-1-4
driftig lopen giftig lopen: giftig (Ittervoort) lopen: driftig lopen [op ne staog loope] [N 10 (1961)] III-1-2