33425 |
dorsvloer buitenshuis |
den:
[den] (L321a Ittervoort)
|
Een dorsvloer in de open lucht, dicht bij de boerderij (op het erf), soms op de akker, die gebruikt wordt voor bepaalde gewassen waarvoor de normale dorsvloer te hard was, zoals boekweit, erwten of oliehoudende zaden. Deze zaden mogen door het dorsen niet te zeer beschadigd of geplet worden. Soms legde men daarom ook wel een laag stro op de dorsvloer en dorste daarop (L 321 en 326) of dorste men op een groot kleed of laken (L 320, 330 en Q 96d, met paard en wals). In L 314 dorste men op het erf en in K 278 op het veld. Het gaat hierbij om boekweit in K 278, L 270, 314, 321, 326, 330 en Q 33 en om oliezaad in K 278, L 318b, 326 en Q 96d. Zie verder de toelichtingen vermeld achter de codecijfers. Zie ook het lemma "dorsvloer" (3.2.1). Zie voor de fonetische documentatie van (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 14, 9b en 11]
I-6
|
25071 |
dot pluizen of haren |
dot:
dod (L321a Ittervoort)
|
een kleine hoeveelheid pluizige stof [dod, dots, donk] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20659 |
draad |
lies:
lees (L321a Ittervoort),
leze (L321a Ittervoort)
|
de draden of randen van peulvruchten [N Q (1966)] || hoe noemt men één zon draad (van peulvrucht) [N Q (1966)]
III-2-3
|
17856 |
draaien |
draaien:
drèje (L321a Ittervoort)
|
Draaien: een andere richting aannemen, draaien (wenden, wenken, wengen, zwenken, keren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33523 |
draden of randen van peulvruchten |
liezen:
leze (L321a Ittervoort)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
20500 |
drank |
nattigheid:
nattigheid (L321a Ittervoort)
|
drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21153 |
dreef |
laan:
laan (L321a Ittervoort)
|
een weg aan met beide zijden een of meer rijen bomen (dreef, dreeft, laan,laning, lei) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18877 |
drenzen |
janken:
janke (L321a Ittervoort),
zeuren:
zeure (L321a Ittervoort)
|
op een zeurderige toon huilen [drenzen, jengelen, janken, drammen, simmen] [N 85 (1981)] || op zeurderige toon huilen [knooiachtig, dremmerig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18866 |
driftig |
haastig:
heūstig (L321a Ittervoort)
|
vervuld van plotselinge woede of ongeduld [duftig, koppig, kort aangezet, haastig, krikkel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17939 |
driftig lopen |
giftig lopen:
giftig (L321a Ittervoort)
|
lopen: driftig lopen [op ne staog loope] [N 10 (1961)]
III-1-2
|