e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L423p plaats=Stokkem

Overzicht

Gevonden: 4071
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zoldergat, opening in de koestalzolder bermgat: bɛrǝmgāt (Stokkem), hooigat: [hooi]gāt (Stokkem) In de koestalzolder is meestal een opening waardoor het hooi naar beneden geworpen wordt om het aan de dieren te voeren. Waar de koestalzolder in open verbinding staat met de schuur is er meestal geen opening in de zoldering. Een aantal opgaven betreffen een luik of een scharnierende deur waarmee de opening afgesloten kan worden. De benamingen kunnen ook gebezigd worden voor een opening in de gevel of in het dak waardoor het hooi op de zolder wordt gebracht. Zie ook het lemma "hooivenster" (3.4.5). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (hooi) het lemma "hooi" in aflevering I.3. Zie ook afbeelding 16.c bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schuur" (3.4.1). [N 5A, 56b; N 5, 97 en 97a; L 42, 24 passim; monogr.; add. uit N 5A, 57c] I-6
zolderkamer zolderkamertje: zøͅldərkēͅi̯mərkə (Stokkem) zolderkamer [N 05A (1964)] III-2-1
zomerkleren zomerkleren: zomerkleijer (Stokkem), zómərkleͅijər (Stokkem) zomerkleren [N 23 (1964)] || Zomerkleren. [DC 62 (1987)] III-1-3
zon- en feestdagen zon- en feestdagen: zon- en fiesdaag (Stokkem) Zon- en feestdagen (ledige dagen) . [N 96C (1989)] III-3-3
zondag dag van onze-lieve-heer: daag van os Leve Ier (Stokkem), zondag: de zondig (Stokkem) De zondag, dag des Heren. [N 96D (1989)] III-3-3
zondag houden zondag houden: zondig auwe (Stokkem) De zondag houden/vieren/eerbiedigen/heiligen. [N 96D (1989)] III-3-3
zondagmissaal zondagmissaal: zondigmissaal (Stokkem) Een kerkboek met misgebeden voor de zondagen en feesten van het kerkelijk jaar [zondagsmissaal(tje)?]. [N 96B (1989)] III-3-3
zondagse kleren `s zondagse kleren: sondigse kleijer (Stokkem), sondəsə kleͅijər (Stokkem), beste kleren: beste kleijer (Stokkem) De kleren die men s zondags draagt. [DC 62 (1987)] || zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
zonde zonde: zunj (Stokkem) Een zonde [zund, zung]. [N 96D (1989)] III-3-3
zool van een schoen zool: zaol (Stokkem) zool van een schoen [N 24 (1964)] III-1-3