e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L414p plaats=Houthalen

Overzicht

Gevonden: 4881
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwermcel zwermdop: zwɛrmdǫp (Houthalen) Koninginnecel of moerdop die in de zwermtijd wordt bijgebouwd. De zwermcel heeft een dikke, ronde bodem. [N 63, 26c; N 63, 26b; N 63, 24c] II-6
zwermen zwermen: zwɛrmǝ (Houthalen) Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.] II-6
zwermlustig volk zwermduivels: zwɛrmdȳvǝls (Houthalen) Volk dat graag zwermt. Een dergelijk volk heeft enige tientallen moerdoppen gebouwd, terwijl een zwermtraag volk het in de regel bij drie of vier moerdoppen zal laten of soms helemaal geen zwermcellen aanzet. [N 63, 39b; N 63, 39d; Ge 37, 121] II-6
zwermrijp zwermachtig: zwɛrmɛxtex (Houthalen) Zwermrijp, gezegd van een volk dat op het punt staat om te gaan zwermen. [N 63, 39a; N 63, 38b] II-6
zwermtraag zwermtraag: zwɛrmtruǝx (Houthalen) Zwermtraag, gezegd van een volk dat niet of nauwelijks wil zwermen. Een dergelijk volk zet slechts enkele of geen moercellen aan. [N 63, 39c] II-6
zweven zweven: zweven (Houthalen) Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: zweven, planeren? [N 93 (1983)] III-3-2
zwiepingen zwenkplanken: zweŋkplaŋkǝ (Houthalen) De houten latten waarmee het profiel loodrecht wordt vastgezet. Zie ook afb. 28. [N 31, 7b; monogr.] II-9
zwijmelen schravelen: šrāvǝlǝ (Houthalen) Onvast, langzaam en met moeite gaan, zonder richting te houden. [N 8, 73 en 83] I-9
zwoegen wroeten: vry(3)tə (Houthalen) wroeten (hard werken) [ZND B1 (1940sq)] III-1-4
zwoord zwaard: zva͂rs (Houthalen), zwa͂r (Houthalen), zwōͅr (Houthalen) De zwoord, van het spek (zwaart, zwaort?) [N 16 (1962)] || zwoerd [Goossens 1c (1955b)] || zwoord (harde rand van een snede spek) [ZND B2 (1940sq)] III-2-3