e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q259p plaats=Lontzen

Overzicht

Gevonden: 795
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pastoor pastoor (<lat.): pas’tuər (Lontzen) pastoor [RND] III-3-3
pater pater (lat.): pa.tər (Lontzen) pater [RND] III-3-3
peer, soorten peer: pär (Lontzen, ... ) [ZND 21 (1936)] [ZND 31 (1939)] I-7
pet: algemeen kap: kapp (Lontzen), muts: mŭtsch (Lontzen) pet (hoofdbedekking voor mannen) - zijn er verschillende benamingen? [ZND 16 (1934)] III-1-3
peul, dop (znw) leut: löt (Lontzen) [N Q (1966)] I-7
peulen, doppen (ww.) leuten: löte (Lontzen) [ZND 40 (1942)] I-7
pijn pijn: piŋ (Lontzen), wee: wië (Lontzen) pijn [RND] || pijn: De handen van dat kleine kindje doen zeer [ZND 44 (1946)] III-1-2
pit van een steenvrucht kern: keän (Lontzen) kern [ZND 01 (1922)] I-7
pit, kern van fruit kern: keän (Lontzen, ... ), keən (Lontzen) [RND 08] [ZND 01 (1922)] [ZND 27 (1938)] I-7
plicht plicht: heär det sing pflicht (Lontzen) Hij doet zijn plicht. [ZND 33 (1940)] III-1-4