e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q104p plaats=Wijk

Overzicht

Gevonden: 961
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schoeisel t leer]: leer (Wijk) schoeisel, het geheel van schoenen, laarzen e.d. [voetgetöch [N 24 (1964)] III-1-3
schoen: algemeen schoen: schoon (Wijk), sjoon (Wijk, ... ) schoen [skoewn, schoe, sjoe, schoon, sjoon] [N 24 (1964)] III-1-3
schoen: spotnamen trapper: trappers (Wijk) schoen: spotbenamingen [N 24 (1964)] III-1-3
schoenen (mv.) schoenen (mv.): schön (Wijk), sjeun (Wijk) schoenen, paar ~ [N 24 (1964)] III-1-3
schoenlepel aantrekker: aantrèkker (Wijk), schoenslepel: sjeunslepel (Wijk), schoentrekker: schoontrèkker (Wijk) schoenlepel [schoontrekker] [N 24 (1964)] III-1-3
schoenveter rijgstaartel: reigstartel (Wijk), reisjtartel (Wijk), reistartel (Wijk) schoenveter [rijgsnoer, (rij)reem, sjoonsreim, riereem, riesjtartel, nistel, rienastel, raajnagel, rijnassel, rijgnestel, rijgenast] [N 24 (1964)] III-1-3
schootsvel voorvel: veurvel (Wijk) schootsvel, voorschoot van leer of grove stof, gedragen door ambachtslieden [voorvel, sloop] [N 24 (1964)] III-1-3
schort zonder borststuk halve scholk: have sjòlk (Wijk), voorschoot: vörschoot (Wijk) voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)] III-1-3
schotel schotel: kom in aardewerk  schootel (Wijk) schotel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
schoteltje schoteltje: scheutelke (Wijk) schoteltje, klein bordje of ~, gebruikt onder een kopje waaruit men drinkt [N 20 (zj)] III-2-1