e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L432a plaats=Koningsbosch

Overzicht

Gevonden: 1225
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schietgebedjes doen schietgebedjes doen: schietgebedjes doen (Koningsbosch) Schietgebedjes doen [kreppelen?]. [N 96B (1989)] III-3-3
schijnheilig schijnheilig: schienheilig (Koningsbosch) Schijnheilig [schienhèllig]. [N 96D (1989)] III-3-3
schoen schudder: schudder (Koningsbosch) Het kleine losse bakje onderaan het kaar dat tijdens het malen in schuddende beweging is. Het schoen staat de molenaar toe de graantoevoer naar de stenen te regelen. [N O, 19j; A 42A, 39; N D, 12; Sche 52; Vds 149; Jan 156; Coe 137; Grof 158; A 42A, 19] II-3
schoenen (mv.) schoenen (mv.): sjūn (Koningsbosch) Hoe noemt men de schoenen? Maakt men verschil tusschen hooge en lage schoenen? [DC 09 (1940)] III-1-3
schoondochter schoondochter: sjûundochtər (Koningsbosch) schoondochter [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonmoeder schoonmoeder: sjûunmôodər (Koningsbosch) schoonmoeder [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonouders schoonouders: sjûunouwəsj (Koningsbosch) schoonouders [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonvader schoonvader: sjûunvaadər (Koningsbosch) schoonvader [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonzoon schoonzoon: sjûunzûun (Koningsbosch) schoonzoon [DC 05 (1937)] III-2-2
schoonzuster schoonzuster: sjûunzüstər (Koningsbosch), zwegerse: sjweegəsjə (Koningsbosch) schoonzuster; Bestaan er verschillende woorden voor de zuster van den man of de vrouw, en de vrouw van den broeder? [DC 05 (1937)] III-2-2