e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beweeglijk rondlopen bedrijvig rondlopen: bedrievig roondloupe (Maastricht), beweeglijk op en neer lopen: beweglik op en neer laupe (Beegden), beweeglijk rondlopen: bewaeglək (Blerick), beweglek ronk loope (Rimburg), bijzen: (hin en weer) bieze (Hoensbroek), Als opgejaagde koeien.  bisse (Sittard), bombarie maken: bombarie maken (Baarlo), britsen: bretsən (Lommel), drentelen: dreͅntələn (Achel), dribbelen: dribbele (Heel, ... ), driftig rondlopen: driftig (Boekend), dripselen: dribsele (Gennep), druk in de weer zijn: drèk inne wèèr zeen (Bree), druk rondlopen: drök roond loupen (Valkenburg), (F)  drök róndjloupe (Roermond), fiksen: fikse (?) (Tegelen), gezwank zijn: B.v. hè is so gezwank as n deurstiel = hij is ontegenzeggelijk stijf.  hè is gezwank (Berg-aan-de-Maas), heen en weer lopen: heen en weer loupe (Thorn), hejən en wejər lōpə (Lommel), hier en daar vliegen: hier en daore vléége (Grevenbicht/Papenhoven), ijverig rondlopen: ieverig (Eksel), kwakkelen: kwakələ (Leopoldsburg), kwiek lopen: kwiek laope (Blerick), kwiek loope (Vrusschemig), kwinkelen: kwinkelen (Kerkrade), kwinkeleren: kwinkeleere (Echt/Gebroek, ... ), kwinkelēre (Schimmert), kwinkleere (Roermond), levendig rondlopen: leͅjvətex roͅntlupn (Koersel), leͅəvətex roͅntlupən (Koersel), lopen met kwik in de benen: mèt kwik in de bein loupe (Maastricht), lopen wie een heks die het gat brandt: loupe wie ein heks die t gaat branje (Swalmen), lopen wie een kievit: lupjt wie eine kievit (Herten (bij Roermond)), lopen wie een kwikstaart: hae löp wie ne kwiksjtert (Roermond), lopen wie een schijtende haan: i.e. kip.  dai lup wie ein sjietende hoon (Maasniel), met ambras gaan: me ambras gōͅn (Tessenderlo), op en neer lopen: op eͅn nēͅjər luwəpə (Tessenderlo), op erwten lopen: op èèrte loipe (Klimmen), paraderen: parr`daere (Kaulille), rennen: renne (Tegelen), ritsen: retse (Tongeren), retsṇ (Kwaadmechelen), ritse (Broekhuizen, ... ), ritsə (Paal), rondbessemen: ròngkbesseme (Tegelen), B.v. me zuut m al saoves ròngkbesseme.  ròngkbesseme (Tegelen), rondbijzen: róndbièze (Venlo), rôndbieze (Hoensbroek), ronddenderen: ròndjdendere (Guttecoven), ronddraaien: rondjrieje (Roosteren), ronddraven: roͅnddraffə (Gingelom), rondjatsen: roondjjoetse (Nunhem), rondkeren: rontkērə (Achel), rondklossen: ròntkloͅsə (Neerpelt), rondpopelen: rò.ndpòppele (Zutendaal), rondrennen: ronkrénne (Tegelen), rontjrenne (Obbicht), rondsnorren: rontsnoͅrə (Achel), rondspringen: rondjspringe (Ittervoort), rondspreŋə (Val-Meer), rondtoffelen: ronktoefele (Schaesberg), rondtreden: rontjtrèèje (Haelen), rondtrippelen: rond triepelen (Hechtel), rundtriepelen (Diepenbeek), ròndj trippele (Leveroy), rondvegen: rondvèège (Valkenburg), rondvitsen: ronjd witse (Neeritter), rotsen: rōtsje (Gronsveld), schommelen: ṣoumələ (Kinrooi), snoeren: sjneure (Puth), soepel rondlopen: soepel rondloope (Oost-Maarland), tippelen: tippele (Baexem), trappelen: trappele (Bunde), trappele(n) (Sint-Truiden), trippelen: trie.pele (Gors-Opleeuw), triepele (Wellen), triepelen (Zonhoven), triepĕle (Hoeselt), trippele (Jeuk, ... ), trippelen (Alken, ... ), trīəpələ (Opglabbeek), van hot naar haar lopen: va hôt noa haar loope (Heerlen), vegen: vaige (Roermond), vief gaan: vief gaon (Klimmen), vief lopen: vief loupe (Maastricht), vief rondlopen: vīf rōntlōpə (Kanne), vitsen: vitse (Kelmis), vrij rondlopen: vrie rondlaope (Bunde), weer uitsmijten: wér uutsmiete (Ottersum) Beweeglijk rondlopen (trippelen, ritsen, kwinkeleren). [N 109 (2001)] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: beweeglijk rondlopen [ritse, kwinkeleere] [N 10 (1961)] III-1-2