e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
houtspaander bolster: bolstərs (Beverlo), boͅlstər (Beringen, ... ), geen houten spaantje maar ontschilde kempstekken  bolsters (Kwaadmechelen), in de plaats van spaantjes gebruikt  bōͅlstərs (Boekt/Heikant), voor hennep  boͅlstərs (Beringen), fidibus: fiedibus (Bleijerheide), fielepoes (Kerkrade), filəpus (Bleijerheide, ... ), fidibusje: fiedebusje (Heerlen), fiet: fiet (Mesch, ... ), fīēte (Klimmen, ... ), streep onder de ie  fiete (Klimmen), fietesstekje: fìetesstèkske (Amstenrade), fimp: feemp (Middelaar), fēmp (Gennep, ... ), fɛmp (Bleijerheide, ... ), veempe (Milsbeek, ... ), flik: flekə (Opglabbeek), flimp: fleemp (Oirlo), flempə (Tegelen), flēmp (Blitterswijck, ... ), flim.pe (Panningen), flimp (As, ... ), flimpe (Baarlo, ... ), flump (Echt/Gebroek, ... ), flumpe (Haelen, ... ), flumpen (Echt/Gebroek), vlaemp (Sevenum), vlimp (As, ... ), (\"Als \'m \'n ei misgeit mot \'r flumpe snieje\", d.w.z. \"hij kan geen tegenvaller meer hebben\".)  flumpe (Heythuysen), (meervoud)  flimpe (Tegelen), dit om vuur over te brengen  flimp (Helden/Everlo), flimpen rekske zie tekening  flimpen (Meijel), liefst van berkehout  flumpe (Maasniel), omdat ze zeer fijn gesneden waren.fijn als wimpers die ook flumpe heten  flumpe (Thorn), ook wel  flumpe (Tegelen), Verklw. flimpke  flimp (Venlo), zeer oud lange smalle dunne spaanders  flump(e) (Maasniel), zeer oud lange smalle dunne spaanders; flump(e) sjnieje  flump (Maasniel), flimpenstek: flumpestek (Echt/Gebroek), fok: fôk (Gronsveld), hennepstek: heͅnəpsteͅk (Kermt), hɛnəpstɛkər (Bocholt), kempstek: keͅmpsteͅk (Halen), lange stok die men meermaals kon aansteken in de kachel  keͅmpsteͅk (Halen), kempstekje: keͅmpsteͅkskəs (Halen), kennepstek: kennepstek (Eksel), keͅnnəpstɛk (Spalbeek), keͅnəpsteͅk (Overpelt), keͅnəpstøk (Diepenbeek), kɛnəpstɛk (Gelieren/Bret, ... ), kɛnəpstɛkər (Opglabbeek), dient om de haard te ontsteken  kɛnəpstɛk (Gelieren/Bret), hennepstok  keͅnəpstək (Wellen), kennepstekje: keͅnəpstēͅkskə (Hasselt), kennepstok: kɛnəpstoͅk (Genk), netelstek: dove netels  netəlstək (Wellen), pijpenhengst: pipəheŋstə (Bocholt), pijpenspaan: piëpespaon (Kinrooi), plimp: plemp (Bree), plempə (Bree, ... ), plimpe (Bree), plømp (Stokkem), plømpə (Maaseik, ... ), riet: een riet  rīt (Sint-Truiden), rietje: rɛ̄təkə (Hasselt), rietstek: ritsteͅkə (Wintershoven), rietstekje: werden langs de wegen geplukt ongeveer 50 cm  reͅi̯tstɛkskəs (Borgloon), serviesje: servieskes (Roermond), sərviskə (Tungelroy), slinster: slinstərə (Hoeselt), slirpjes: in een doos boven op de schouwmantel gezet  slerəpkəs (Wellen), snip: snip (As, ... ), snup (Nederweert, ... ), snuppe (Ell, ... ), snyp (Kinrooi), snøppə (Lanklaar), snøpə (Altweert, ... ), voor `t aonmaken  snup (Ospel), snipper: schjnupper (Heerlerheide), sjnippere (Puth), sjnuppere (Guttecoven), sjnuppers (Susteren), sjnuppĕre (Oirsbeek), snipper (Roosteren), snippers (Urmond), snupper (Buchten), snuppere (Geulle), snupperen (Kerensheide), snuppers (Heerlen), snøpər (Tungelroy), samengeplooid papier bij gebrek aan lucifers  sjnupper (Sittard), snippers  snepərs (Achel), Van gedroogd wilgenhout gesneden lange snippers om van het haardvuur of kachel een vlammetje te nemen ter besparing van de duurdere zwavelstokken  sjnupper (Sittard), vandaar de sjnupperbös  sjnūpper (Limbricht), snipperspaan: sjnupper-sjpieën (Ulestraten), snipperstek: sjnippersjtekkes (Sittard), spaan: schpēēi-ne (Schimmert), schpiene (Mechelen), schpieën (Heerlen), sjpain (Schimmert), sjpieen (Herten (bij Roermond)), sjpiēne (Reuver), sjpîên (Rothem), spain (Urmond), spieên (Heerlen), spīēëne (Hoensbroek), spoanen (Neeritter), ßpij\\n\\  špii̯ən (Teuven), spaandeltje: speën-gelke (Maasbracht), spaander: spoͅəndərs (Wellen), spaandertje: spāndərkəs (Rotem), spōͅndərkəs (Rotem), spaantje: sjpieëntje (Eygelshoven), spīēnke (Brunssum), spōͅi̯ŋkəs (Beringen), spijtje: spēͅi̯kəs (Mechelen-aan-de-Maas), spik: spekə (Rosmeer), splins: sple.ns (Meeswijk), splensə (Lanklaar, ... ), splints: splintsen (Obbicht), stekje: werden vooraf klaar gelegd in een pot gestoken of gewoon op de schouw gelegd  stɛkskə (Opheers), vinkelhout: veŋkəlhøͅi̯t (Bree), vlasstek: vlastɛk (Hasselt), vlies: vlaeze (Baarlo), vlim: Verklw. vlimke  vlim (Venlo), vuurspaan: vuur-spīēëne (Hoensbroek), vuurspaantje: speentje  vuursjpieéntje (Heerlen), vuurstekje: vuursjtekske (Heerlen), wissenstekje: wissenstekskes  wesəstɛkskəs (Borgloon) dikke splinter om pijp aan te steken || dun houtje of opgevouwen papiertje dat men laat vlamvatten om er iets anders mee aan te steken || dunne houtspaander om licht en vuur te ontsteken, voorloper van onze lucifer || dunne lange spaanders, door splijting verkregen, waarmee men vanuit \'t brandend vuur in kachel of fornuis bijv de pijp of een lamp aanstak || een dun stokje waarmee men de pijp of sigaar mee kan aansteken || gesneden houtspaander om vuur aan te maken || houten splinter als pijpaansteker || houtspaander || houtspaander (om de pijp mee aan te steken) || houtspaander om er een vlammetje mee te maken || houtspaander, waarmee men de kachel of sigaar aanmaakt || houtspaandertje dat men even in het vuur hield om er o.a. een pijp mee aan te steken || In een licht ontvlambare stof gedrenkt stuk hout als verlichtingsmiddel (fakkel, toorts, askel, lont) [N 79 (1979)], [N 79 (1979)] || lange dunne houtspaander, vaak gebruikt voor het aanmaken van pijp e.d. || lange fijne spaander van wis om pijp aan te steken || snipper || spaander (voor het maken van vuur) || spaander om sigaar mee aan te steken || spaander om vuur in de pijp te steken || spaander, \"fiet\"om vuur aan te steken || spaander, snipper || spaantje van hout waarmee men vuur neemt uit de kachel of de haard, bijv. om een pijp op te steken (servieskes) [N 20 (zj)] || stukjes spaander of wilgenhout om bv. de pijp aan te steken en daarmee lucifers te sparen. De snuppe hingen in een oude klomp of snuppeplenkske in de keuken naast de schoorsteen || tondeldoos, koperen huls gevuld met licht ontvlambaar materiaal (tintelton, tinteldoos) [N 20 (zj)], [N 20 (zj)] || zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)], [N 20 (zj)] III-2-1