28496 |
onrustig zijn door moerloosheid |
de koningin zoeken:
dǝ kø̄nǝgen zȳkǝ (Q015p Stein),
de moer zoeken:
dǝ mōr zø̄kǝ (L333p Asenray / Maalbroek),
fluiten:
fluiten (K278p Lommel),
heen en weer lopen:
hęjn ɛn wēr loapǝ (Q019p Beek),
huilen:
huilen (L384p Herkenbosch),
hylǝn (L421p Dilsen),
hȳlǝ (L333p Asenray / Maalbroek, ...
L270p Tegelen,
L271p Venlo),
hǭǝlǝn (K353p Tessenderlo),
%%men zegt%%
ǝt vǫlk hylt (L210p Venray),
jagen:
jagen (Q002p Hasselt),
keken:
kēkǝ (P120p Alken),
lopen:
luǝpǝ (P107a Rummen, ...
P176p Sint-Truiden,
L244d Ysselsteyn),
lǫwpǝ (L329p Roermond),
onrustig vliegen:
onręstex vligǝn (Q003p Genk),
onrustig zijn:
onrøstex zēn (L289p Weert),
rouwen:
rouwen (L294p Neer),
rǫ.wǝn (Q071p Diepenbeek),
ruisen:
rǭwsǝ (L414p Houthalen),
ruw om het vlieggat vliegen:
ruw om ǝt vlēx˲gāt vlēgǝ (L371a Geistingen),
wild lopen:
welt lǫwpǝn (Q015p Stein)
|
Onrustig of neerslachtig worden van de bijen ten gevolge van moerloosheid. Een volk dat pas moerloos is geworden, is onrustig aan het zoeken; veel bijen lopen aan de voorzijde van de korf of kast. Wanneer de imker een flinke tik geeft tegen de buitenkant van korf of kast, laten de bijen een langgerekte, klaaglijke toon horen, het huilen der bijen. [N 63, 61a;]
II-6
|