e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ovenveger afgekeerde bezem: afgekeerde bezem (Helchteren), bezem: bezem (Zonhoven), bēzǝm (Houthalen), bęsǝm (Bilzen, ... ), bɛsm (Lommel), bɛsǝm (Bevingen, ... ), bezem van strooi: bɛsǝm va štrȳǝ (Schinveld), bɛsǝm van strōj (Wilderen), borstel: bȳrstal (Maaseik), bø̜štǝl (Amstenrade), bos stro met boonstaak: bos stro met boonstaak (Lanaken), brembezem: brømbēzǝm (Tungelroy), brømbɛsǝm (Maasbracht), brēmbɛsǝm (Koersel), brɛmbēsǝm (Genk), bremmenbezem: bremmenbezem (Maaseik), brømǝbø̜jzǝm (Neeritter), brømǝbɛsǝm (Posterholt), brø̜̄mǝbɛsǝm (Susteren), brɛmǝnbɛsǝm (Neeroeteren), bremwis: brømwęs (Heythuysen), bussel: bøsǝl (Kwaadmechelen), dweil: dwē̜jǝl (Blerick), dwē̜l (Neerpelt), dwęj.ǝl (Melick), dwęjl (Arcen, ... ), dwęjǝl (Blerick, ... ), dwɛjǝl (Herten), dweil op de scheuter: dwęjl op dǝ sxȳtǝr (Koningsbosch), flinter: vlendǝr (Bleijerheide), floes: fluš (Kwaadmechelen), ginsterbezem: genstǝrbɛsǝm (Noorbeek), jenstǝrbęsǝm (Kerkrade), heibezem: heibezem (Stein), hejbęsǝm (Waubach), hęjbɛsǝm (Koningsbosch, ... ), hoddel: hodǝl (Maastricht), keerbezem: kīrbēzǝm (Tungelroy), keerdek: kęǝrdek (Bilzen), keerwis: kērwęs (Ophoven), kettingvod: kettingvod (Peer), koddevod: koddevod (Peer), kuisstok: køstok (Lommel), kwast: kwast (Maasbracht), lap: lap (Bevingen), muilborstel: mōlbø̄stǝl (Maasmechelen), natte vod aan lange stok: natte vod aan lange stok (Zonhoven), natte zak: nātǝ zak (Geleen), oude zak aan ene stek: oawǝ zak ān nǝ stɛk (Kerkrade), ovenbezem: huvǝbɛsǝm (As), hōvǝnbēsǝm (Genk), ovenbezem (Guigoven, ... ), uvębɛsǝm (Genk), ō.vǝnbē.sǝm (Panningen), ōvǝnbɛsǝm (Ophoven, ... ), ūvǝbɛsǝm (Bocholt), ǭvǝmbɛsǝm (Tegelen), ǭvǝnbɛsǝm (Hout-Blerick), ovenborstel: ōvǝbø̄stǝl (Maasmechelen), ovendweil: ō.vǝndwɛjǝl (Panningen), ōvǝndwęjǝl (Helden), ǭvǝdwęjǝl (Susteren), ǭvǝndwęjl (Obbicht), ǭvǝndwęjǝl (Tegelen), ovengeerd: høvǝgērt (Genk), uvęgē̜rt (Genk), ovenkuiser: ōvǝkøsǝr (Koersel), ovenlap: ǭvǝlap (Jabeek), ovensborstel: ōvǝsbø̄rstǝl (Cadier), ovensgaard: hōvǝnsjār (Overrepen), ovensgeerd: ōǝvǝsgē̜rt (Wittem), ovenveger: ovenveger (Bree), ovenwis: høvǝwęs (Genk), hø̜vǝwęs (Genk), hōvǝnwęjs (Kortessem, ... ), hōvǝnwęs (Kuringen), hōvǝwęs (Genk), ovenwis (Bree, ... ), ōvǝnwes (Beverst), ōvǝnwøš (Meeswijk), ōvǝnwęjs (Heers, ... ), ōvǝnwęs (Mopertingen, ... ), ōvǝnwęš (Ophoven), ōvǝswøš (Ubachsberg), ōvǝwøš (Brunssum), ōvǝwø̜š (Maastricht, ... ), ōvǝwē̜s (Helden), ōǝvǝswęj.š (Wittem), ǫwvǝwøš (Rumpen), ǭvǝswøš (Eys), ǭvǝwøš (Geulle, ... ), ǭvǝwø̜š (Jabeek, ... ), ǭvǝwęs (Heythuysen, ... ), ǭvǝwɛs (Swalmen), ǭǝvǝwøš (Beek), potsgeerd: potsgērt (Maastricht), rochelaar: roxǝlār (Herk-de-Stad), rochelgeerd: roxǝlgērt (Hamont), rǫxǝlgērt (Nieuwerkerken), rochelijzer: rochelijzer (Herk-de-Stad), roetborstel: rudbǭrstǝl (Neerpelt), rokkelgeerd: rokǝlgērt (As), smok: šmuk (Noorbeek), staak: staak (Brustem), stek bet vodden: stɛk bē̜ vodǝ (Melveren), stek met lommel: štɛk met lumǝl (Heerlen), strobezem: strōbɛsǝm (Rukkelingen-Loon), strooibezem: strōjǝbɛsǝm (Wijer), strǫjbęsǝm (Munsterbilzen), štryǝbɛsǝm (Heerlen), strooiwis: štryjǝ wøš (Kaalheide), strowis: strowis (Munsterbilzen), štrywes (Oost-Maarland), veger: vɛ̄gǝr (Amstenrade), vendel: fɛndǝl (Kerkrade), vɛndǝl (Eys), wijf: wēf (Waubach), wis: wes (Oost-Maarland), weš (Eijsden, ... ), wis (Tongeren), wøš (Amstenrade), węjs (Gotem), węjš (Heugem), węs (Hasselt, ... ), węš (Gronsveld, ... ), wɛs (Maaseik), wɛš (Stein), wissel: wɛšǝl (Maastricht), zak: zak (Munsterbilzen), zwabber: zwabber (Brunssum), zwabǝr (Rekem), šwabǝr (Kaalheide), zwans: žwans (Rothem), zwoel: zwōl (Bocholt) In dit lemma zijn verschillende vragen bijeengebracht die in feite alle vroegen naar een voorwerp waarmee dezelfde handeling werd verricht nl. de oven schoonmaken. Het voorwerp heeft als grondconstructie een lange staak van hout of ijzer met aan het uiteinde er iets omheengewonden nl. stro, een lap, een zak of iets dergelijks. Het stro, een lap, een zak e.d. worden v√≥√≥r het reinigen van de oven natgemaakt. Het lemma valt uiteen in vier hoofdgroepen van woordtypen. 1) Deze groep bevat vooral wis-opgaven, aangevuld met enkele borstel-opgaven. Volgens de informanten heb je bij deze groep vooral de betekenis "lange staak met strobussel, stropop of zak omwonden". Varianten zijn "een lange stok met aan het uiteinde een rolvormige zak welke rond de as draait" (in Q 168) en "een zak vastgemaakt aan een ketting bevestigd aan een houten paal" (in Q 162). Volgens Weyns (blz. 35) moet het de combinatie "strowis bovenaan op een lange stok gestoken" zijn die in Limburg het meest vooorkomt. 2) Deze groep opgaven wijst op het gebruik van een dweil, lap, zak of vod in combinatie met een lange staak. 3) De geerd-opgaven duiden erop dat het rakelijzer ook voor het schoonmaken wordt gebruikt mogelijk in combinatie met dweil, bosje stro e.d. Het woordtype "zwoel" geeft aan dat ook de ovenpaal hiervoor gebezigd kan worden na eerst natgemaakt te zijn. 4) Deze laatste groep duidt erop dat men voor het schoonmaken een bezem of een versleten bezem of een bezem van een bepaalde soort gebruikt mogelijk gecombineerd met een dweil enz.. Zie afb. 14. [N 29, 12a; N 29, 12b; N 29, 11b; OB 2, 2c; OB 2, 2b; OB 2, 2f; monogr.] II-1