e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roerspaan fourchet: vǝrket (Kerkom), gaffel: gaffel (Arcen), gafǝl (Sittard), houten riek: hǫwtǝ ręjk (Sittard), krabber: krębǝr (Wellen), kruidjesspaan: krytjǝsspǭn (Roggel), moutriek: [mout]rēk (Meerssen), (mv.)  [mout]rēkǝ (Panningen, ... ), palet: palęt (Aubel), plet: plęt (Montzen), plets: plɛtš (Schinnen), riek: rik (Venray), rēk (Horn, ... ), (mv.)  rekǝ (Wellen), roerder: rø̄rdǝr (Peij, ... ), roergaffel: rø̄rgafǝl (Schinnen), roergerei: rø̄rgǝręj (Heythuysen), roerhout: rø̄rhǫwt (Baarlo), roerlepel: rø̄rlę̄pǝl (Laak), roerschoep: rø̄ršōp (Stramproy), roerschup: rø̄ršø̜p (Maastricht), roerspaan: rø̄rspān (Schinnen), rø̄rspǭn (Stramproy), rø̄ršpān (Valkenburg), roerspaanders: rē.rspǭ.ndǝrs (Wijshagen), roerstek: rȳrstɛk (Alken), roervork: rø̄rvorǝk (Weert), scheer: sxęǝr (Wellen), schup: šø̜p (Sittard), siroopkretser: šrǫapkrętsǝr (Schinnen), spaan: spǭn (Weert), špān (Horn), vork: vø̜rk (Maastricht) De koperen driehoekige spaan of de houten spaan waarmee in de ketel wordt geroerd en waarmee stroopresten uit de ketel kunnen worden verwijderd. Zie afb. 25. De "siroopkretser" (Q 32) en het "palet" (Q 249) waren van koper vervaardigd, de "roerlepel" (L 379), het "roerhout" (L 295), de "roerspaan" (Q 32) en de "plet" (Q 253) van hout. Volgens de invuller uit L 295 was het "roerhout" van hout gemaakt om beschadiging van de koperen ketel te voorkomen. Het diende om de ingedikte massa te roeren en zo voor aan-koeken te vrijwaren. Bovendien ontstond er door de roerbeweging meer verdamping. De "plets" uit Q 32 had de vorm van een schoffel. [N 57, 25a; N 57, 25b] || Het handgereedschap waarmee men het water en moutmeel vermengt. Speciaal voor het mengen wordt een "roerspaan" gebruikt, een soort van grote schop die de vorm heeft van een rooster. (Zie afb. 7). Uit de woordtypen blijkt echter dat men om te roeren ook gereedschap gebruikt als een "houten riek" (Q 20), "riek" (L 210, L 325, Q 78, Q 95), "schop" (Q 20) of "gaffel" (L 250, Q 20). Voor het {mout}-gedeelte van de varianten zie men het lemma ''mout''. [N 35, 32a; monogr.] II-2