19574 |
fluitje |
drinkglas:
fluetsje (Q193p Gronsveld),
glazen drinkbeker
fluitje (P176p Sint-Truiden),
fluit:
fleetje (Q002p Hasselt),
fleitje (L360p Bree),
fleitsken (L417p As),
fletjen (L312p Neerpelt),
fletske (Q162p Tongeren),
fleutche (Q249p Aubel),
fleutje (Q279p Baelen, ...
Q156p Borgloon,
Q199p Moelingen,
P176p Sint-Truiden,
K353p Tessenderlo),
fleutjen (K315p Oostham),
fleutske (P050p Herk-de-Stad),
fleutəken (Q071p Diepenbeek),
fleüteke (L413p Helchteren),
fluitche (Q012p Rekem),
fluitjen (K278p Lommel, ...
L314p Overpelt),
fluitəke (L423p Stokkem),
fluutəkə (L372p Maaseik),
flèiteke (L355p Peer),
flêetske (Q003p Genk),
flêtske (Q083p Bilzen),
flökke (P171p Landen),
flöteke (K358p Beringen),
flötjen (L286p Hamont),
flöttche (Q284p Eupen),
t vleutske (Q178p Val-Meer),
gulp van een broek:
fløtjə (Q178p Val-Meer, ...
Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
flətšə (L282p Achel),
kinderfluitje:
e fleetsje van ɛn sênt (Q083p Bilzen),
fleetje (Q112z Ten-Esschen/Weustenrade),
fleetsje (Q003p Genk),
fleetsje maoke (Q091p Veldwezelt),
fleetsje van toêtelêrre (van keishoot) (Q083p Bilzen),
fleuteke (L353p Eksel),
fleutje (Q027p Doenrade, ...
Q202p Eys,
Q034p Merkelbeek),
fleutjes (Q202p Eys),
fluitje (Q015p Stein, ...
L318b Tungelroy,
L271p Venlo,
L289p Weert),
fluitsje (Q095p Maastricht),
flutje (Q035p Brunssum, ...
Q208p Vijlen),
flutjes (Q208p Vijlen),
fluuteke (L353p Eksel),
flètje (Q086p Eigenbilzen),
flötje (L265p Meijel),
flø:təkə (L353p Eksel),
fløtjə (Q207p Epen, ...
Q202p Eys),
fløͅtjə (L164p Gennep),
fløͅtsjə (Q197p Noorbeek),
foøͅtjə (Q111p Klimmen),
[Ev. fluitje, mv. fluitjere, RK]
fløtjərə (Q207p Epen),
[Met afbeelding].
flötje (L270p Tegelen),
De fluit gelijk op een mini blokfluit met één enkel gaatje. In het voorjaar (rond Pasen), vóór de bladvorming zochten we houttwijgen van vooral lindehout, seringenhout (pinksterbloemmenhooët), lijsterbes (kliensterbeerenhooët) of andere. De twijg werd aan de dikste zijde recht afgesneden en daarna wordt daar een schuinte aangebracht. Het benodigde deel voor de fluit mag geen knoop of zijvertakking bevatten, moet rond zijn zonder oneffenheden. De lengte van de fluit wordt vastgelegd door een insnijding rondom, alleen de schil, dus tot op het hout. Ook wordt een dwars gleufgaatje aangebracht op ongeveer twee centimeter afstand vanaf de voorzijde tegenover de schuinte. Vervolgens wordt het hout nat gemaakt (in de mond gestoken). Met de handvat van het mes wordt op de schil geklopt terwijl men de twijg ronddraait tot men alle plaatsen bereikt heeft en dan kan de schil voorzichtig van het hout verwijderd worden. Eerst wordt een aanblaas kanaaltje gesneden vanaf de gleuf tot aan de voorzijde vervolgens wordt een luchtholte gemaakt vanaf het gleufje tot bijna aan de achterzijde. De twijg kan afgesneden worden enkele centimeters achter de plaats waar de schil verwijderd werd. Fluitjes kunnen gemaakt worden in verschillende dikten en lengten, met verschillende tonen.
fleutekes maaken (L353p Eksel),
rogge of koren
fløͅtjə (L265p Meijel),
stro of vlierhout
fløtjə (Q202p Eys),
Sub flotsenhoat: Van flotsenhoat konste shoon flèètjes maoke.
flèètjes (Q086p Eigenbilzen),
uit wiejehout
fluitje (Q201p Wijlre),
van hout van de vlierbesstruik
fløͅtjɛ (L267p Maasbree),
van vlierstruik (heulenteul)
fleutje (P219p Jeuk),
tromp?:
flutje (Q035p Brunssum),
fløtjə (Q202p Eys),
tuit:
fluitje (L270p Tegelen),
vaas:
fly(3)̄tjə (P176p Sint-Truiden)
III-1-3, III-2-1, III-3-2
|
|