id | Trefwoord | Begrip: dialectopgave (plaats) | Toelichting |
---|---|---|---|
18950 | hevig | baldadig (persoon): hēvig (As), bovenmate, hevig, zeer: haevig (Venlo), hē⁄vig (Bree), hèivig (Diepenbeek), ps. boven de ‰ moet nog een ` staan! hēvig (Bree), er heet aan toegaan: hevig (Tungelroy), flink; flinke persoon: hevig (As), hijvəg (Loksbergen), moedig en opgewekt: hē.vex (Zonhoven), onstuimig: hevig (Eigenbilzen), hēvig (As), hijvəg (Loksbergen) I-9, III-1-4, III-4-4 |