e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
kaproen bivakmuts:   kaprɛ:n (Paal), kapmantel: [sic]; Van Dale: kaproen, 1. (oudt.) muts, kap met een op de schouders afhangend deel, dikwijls in onderscheidende kleuren.  kaproi (Eksel), kaproen:   kaprāən (Brustem), kapruin (Oirlo), ?  kaproen (Maastricht), betekenis: bijenloer  kəprōn (Diepenbeek), betekenis: hoed bij het dansen gebruikt  kaprun (Eigenbilzen), betekenis: hoed door de mannen gedragen om bijen te vangen  kaprø͂ͅun (Hoeselt), betekenis: hoofdbedekking voor imker  keprôên (Eksel), betekenis: in bijenteelt ter bescherming gedragen bij het nakijken in bijenkasten, tegen de bijensteken  kaprø(wə)n (Spalbeek), betekenis: kruinmutsje voor priesters  kaprøͅyn (Eisden), betekenis: mica-muts gedragen bij de vangst van bijen  kaprön (Rosmeer), betekenis: muts voor iemand die geen haar meer heeft  keprèn (Rummen (WBD)), betekenis: net om bijenkorven leeg te maken  ka.prŭ.ən (Opheers), betekenis: om bijen te vangen, voor gezicht  kaprown (Opheers), betekenis: om te beschermen tegen de bijen, vanvoor voorzien van ? en dicht tot aan de hals  kaprøͅn (Borlo), betekenis: ter bescherming tegen de bijen  kəproͅən (Kermt), betekenis: voor imker  kəpraun (Genk), cfr. 030a  kaprøͅn (Kwaadmechelen), Cfr. 062a.  kaprɛ:n (Paal), Een kaalhoofd gebruikte dit vel met haar op.  kaprøͅyn (Beverlo), hoed van een imker die het gezicht beschermt  kəprøən (Hasselt), Hoofdbedekking van de imker bij het verzorgen van de bijen.  kəprau.n (Tongeren), Kap voor bijenkwekers.  kaprawn (Tongeren), Metalen beschermhoed van bijenboeren.  kapraun (Ketsingen), Om bijen te vangen.  kapron (Zolder), Om zwermen bijen af te nemen van een plaats buiten de korf wanneer ze hun korf verlaten hadden om de bijenkoningin te volgen en elders honing te produceren.  kaproͅun (Riksingen), Opgezet om bijen te vangen.  kaprōͅn (Borgloon), Pruik.  kaprø̄n (Beverlo), schietmasker:   kǝprǫǝn (Kuringen), witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen:   kapruin (Kwaadmechelen) II-1, III-1-3