18635 |
kaproen |
bivakmuts:
kaprɛ:n (K357p Paal),
kapmantel:
[sic]; Van Dale: kaproen, 1. (oudt.) muts, kap met een op de schouders afhangend deel, dikwijls in onderscheidende kleuren.
kaproi (L353p Eksel),
kaproen:
kaprāən (P178p Brustem),
kapruin (L216p Oirlo),
?
kaproen (Q095p Maastricht),
betekenis: bijenloer
kəprōn (Q071p Diepenbeek),
betekenis: hoed bij het dansen gebruikt
kaprun (Q086p Eigenbilzen),
betekenis: hoed door de mannen gedragen om bijen te vangen
kaprø͂ͅun (Q077p Hoeselt),
betekenis: hoofdbedekking voor imker
keprôên (L353p Eksel),
betekenis: in bijenteelt ter bescherming gedragen bij het nakijken in bijenkasten, tegen de bijensteken
kaprø(wə)n (P054p Spalbeek),
betekenis: kruinmutsje voor priesters
kaprøͅyn (Q007p Eisden),
betekenis: mica-muts gedragen bij de vangst van bijen
kaprön (Q093p Rosmeer),
betekenis: muts voor iemand die geen haar meer heeft
keprèn (P107a Rummen (WBD)),
betekenis: net om bijenkorven leeg te maken
ka.prŭ.ən (P222p Opheers),
betekenis: om bijen te vangen, voor gezicht
kaprown (P222p Opheers),
betekenis: om te beschermen tegen de bijen, vanvoor voorzien van ? en dicht tot aan de hals
kaprøͅn (P218p Borlo),
betekenis: ter bescherming tegen de bijen
kəproͅən (P055p Kermt),
betekenis: voor imker
kəpraun (Q003p Genk),
cfr. 030a
kaprøͅn (K314p Kwaadmechelen),
Cfr. 062a.
kaprɛ:n (K357p Paal),
Een kaalhoofd gebruikte dit vel met haar op.
kaprøͅyn (K318p Beverlo),
hoed van een imker die het gezicht beschermt
kəprøən (Q002p Hasselt),
Hoofdbedekking van de imker bij het verzorgen van de bijen.
kəprau.n (Q162p Tongeren),
Kap voor bijenkwekers.
kaprawn (Q162p Tongeren),
Metalen beschermhoed van bijenboeren.
kapraun (Q176a Ketsingen),
Om bijen te vangen.
kapron (K361p Zolder),
Om zwermen bijen af te nemen van een plaats buiten de korf wanneer ze hun korf verlaten hadden om de bijenkoningin te volgen en elders honing te produceren.
kaproͅun (Q158p Riksingen),
Opgezet om bijen te vangen.
kaprōͅn (Q156p Borgloon),
Pruik.
kaprø̄n (K318p Beverlo),
schietmasker:
kǝprǫǝn (P057p Kuringen),
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen:
kapruin (K314p Kwaadmechelen)
II-1, III-1-3
|
|