e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
sniezen rijzen, uit de aren vallen:   sniezen (Peer) I-4
sniffel motregen, fijne regen: ps. omgespeld volgens Frings.  šni.fəl (Montzen), ps. onder de s moet nog een puntje staan  snéfel (Montzen) III-4-4
sniffelen motregenen, licht regenen:   `t sniffelt (Hasselt), het sniffelt (Hasselt), sneͅfələ (Hasselt), sniffele (Hasselt), snifəlen (Montzen), snifələ (Hasselt), snuffele (Zonhoven), snéfele (Montzen, ... ), snüffel⁄n (Diepenbeek) III-4-4
sniffelregen motregen, fijne regen: s-mobile!! JK  sniffelriege (Hasselt) III-4-4
sniffen huilen: Een nevenvorm voor snuffen (intensief van snuiven) z.ook snutere en snòffe  sniffe (As, ... ) III-1-4
snifje beetje, een weinig:   èè snifke (As, ... ), mv.: -s  snïfkë (Tongeren) III-4-4
snij snijkant:   snī (Bilzen) II-10
snij-apparaat tegelsnijder:   šni-apǝrāt (Schimmert), šnijapǝrāt (Waubach) II-9
snij-ijzer stikker:   snejīzǝr (Nederweert), vierkante voegspijker:   šni-īzǝr (Bleijerheide), voegmes, voegijzer:   šni-īzǝr (Bleijerheide), zaag:   šni-īzǝr ([Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) II-4, II-5, II-9
snij[eg] schijveneg, vleugeleg:   snei̯[eg] (America, ... ), snii̯[eg] (Velden), snī[eg] (Obbicht), šnī[eg] (Baexem, ... ) I-2