e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
snijgat koude noordenwind, bijs: (= Noord-westenwind)  ⁄t snīegāt (Opglabbeek), zijspleet in de overrok:   sneigōət (Hamont) III-1-3, III-4-4
snijgerd rups:   snaigert (Stevensweert) III-4-2
snijgraan groenvoer:   snęi̯ǝgrɛ̄n (Loksbergen) I-4
snijgras gras of grasland om te hooien:   snęi̯grās (America), hanepoot:   snii̯grā.s (Lanklaar, ... ), snii̯grās (Rekem, ... ), oude grassoorten:   snigrās (Kessenich), zegge:   sneͅigrōͅəs (Hamont), ook in L 286, Hamont (Naam voor verschillende soorten gras van het geslacht Carex L.)  snèigroas (Achel), wegens de scherpe halmen van sommige zeggesoorten: z. L.J. p. 110  snij.grao.ës (Zonhoven), snèè.ëgrao.ës (Zonhoven) I-3, I-5, III-4-3
snijhamer hak:   šnihamǝr ([Domaniale]), kaphamer:   šnihamǝr (Kerkrade) II-5, II-9
snijijzer pijpsnijder:   šni-īzǝr (Bleijerheide, ... ), snijijzer:   sni-īzǝr (Heel  [(snelsnijijzer)]  , ... ), snājęjzǝr (Bilzen  [(snelsnijijzer)]  ), snēj-īzǝr (Castenray, ... ), snęj-īzǝr (Middelaar, ... ), snɛj-īzǝr (Heijen, ... ), šni-īzǝr (Bleijerheide, ... ), šnij-ī.zǝr (Swalmen), šnij-īzǝr (Heerlen, ... ) II-11
snijkamer sacristie: ps. letterlijk overgenomen.  sniekamer (Montfort) III-3-3
snijkant afgezaagd kantstuk:   snē̜kãnt (Tessenderlo), baard:   šnijkant (Klimmen), beitelsnede:   snē̜jkant (Maastricht), kim van het vat:   šnikaŋk (Tegelen), maalkant:   snajkant (Lummen), snika.nt (As, ... ), snikant (Bilzen), snɛjkant (Kuringen), snɛjkānt (Alt-Hoeselt, ... ), neus van de lepelboor:   šnīkantj (Reuver), scherp, snede:   schnijkaant (Noorbeek), schnĭekank (Schaesberg), snede van het blad van de zeis:   snīi̯kant (Blerick, ... ), šnīkantj (Herkenbosch), šnīkęntj (Neerbeek), snijkant:   snęjkant (Meijel), šnijkant (Klimmen), šnijkaŋk (Heerlen), šnikaŋk (Spekholzerheide), šnikāŋk (Simpelveld), šnīkanjtj (Roggel), velkant:   snajkant (Lummen), snijkant (Paal, ... ), snęjkant (Meijel, ... ), snęjkā.nt (Lanaken, ... ), voorsnijder:   šnīkantj (Reuver), zaagtand:   snikant (Dilsen), zijkanten van een peperkoek:   snejkānt (Ottersum), šnikant (Ulestraten), šnikaŋk (Tegelen) I-3, II-1, II-10, II-11, II-12, II-3, II-9, III-2-1
snijkaroot snijbiet:   šnii̯kǝrōǝt (Mheer) I-5
snijkat spelen krijgertje spelen: snijkat  snaaikat (Tongeren), variant van krijgertje spelen: doorlopertje: Syn. nuólòupëskat, bòumkat.  snaikat (Tongeren) III-3-2