id | Trefwoord | Begrip: dialectopgave (plaats) | Toelichting |
---|---|---|---|
22339 | ratsen | boomvruchten stelen: ratse (Venlo), ratsə (Swalmen), plunderen: Van Dale: ratsen, (inform.) iets heimelijk en op behendige wijze wegkappen; gappen. ratse(n) (Velden), ravotten: ratsen (Genk), Hij heeft de velo kapotgeratst bij door het veld te rijden. ratšə (Niel-bij-St.-Truiden), weggrissen: ratse (Maasbree, ... ), ratsə (Maastricht), raṭsə (Kapel-in-t-Zand) III-1-2, III-3-1, III-3-2 |