24371 |
rups |
rups:
roĕpsh (Q279p Baelen)
|
rups [Willems (1885)]
III-4-2
|
21028 |
saus |
saus:
saos (Q279p Baelen)
|
saus [RND]
III-2-3
|
34381 |
schaap |
schaap:
šoǝp (Q279p Baelen)
|
Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.]
I-12
|
25043 |
schaduw, lommer |
scheem:
sjéém (Q279p Baelen)
|
schaduw (lommer) [RND]
III-4-4
|
21483 |
schafttijd |
cafstijd:
kafesti:t (Q279p Baelen)
|
schafttijd [RND]
III-3-1
|
30569 |
schilder |
maalder:
miǝldǝr (Q279p Baelen)
|
Iemand die van schilderen zijn beroep maakt. Bij het 'technisch schilderen', het bedekken van oppervlakten met verf ter conservering en kleurgeving, onderscheidt men de huis-, decoratie- en rijtuigschilder. In L 210 plaatste de huisschilder bij de bouw van een nieuw huis ook de ruiten. [Wi 51; L 44, 21b; N 67, 98a; monogr.]
II-9
|
19765 |
schilderij |
beeld:
Karte 38.
Bild (Q279p Baelen),
schild:
Karte 38.
schild/Schild m. (Q279p Baelen),
schilderij:
schelderêj (Q279p Baelen)
|
Gemälde. || Schilderij. [Willems (1885)]
III-3-2
|
21244 |
schip |
schip:
šef (Q279p Baelen)
|
schip [RND]
III-3-1
|
21248 |
schipper |
schipper:
šefər (Q279p Baelen)
|
schipper [RND]
III-3-1
|
30812 |
schoenmaker |
schoemaker:
šǫmę̄kǝr (Q279p Baelen)
|
In dit lemma zijn zowel de benamingen verwerkt voor "de persoon die schoeisel vervaardigt" als voor "de persoon die schoeisel repareert". [N 60, 216a; N 60, 231a; Wi 2; N 60, 75; monogr.]
II-10
|