20330 |
vader |
oude:
aoje (L318e Altweerterheide),
pap:
pap (L318e Altweerterheide),
vader:
vaâder (L318e Altweerterheide)
|
vader || vader (ongunstig) || vader, papa
III-2-2
|
19051 |
vals |
vals:
vâls (L318e Altweerterheide)
|
gemeen
III-1-4
|
26257 |
vangbalk |
vangbalk:
vaŋbalǝk (L318e Altweerterheide)
|
De zware balk die de vang aantrekt. De vangbalk is met één uiteinde aan de vangezel bevestigd, terwijl het andere einde los hangt en op en neer kan bewegen. In de buurt van het vaste einde is de balk door middel van het lange sabelijzer met het sabelstuk van de vang verbonden. Zie ook afb. 51.4 en 53. [N O, 12l; A 42A, 80; monogr.]
II-3
|
24518 |
varen (alg.) |
kant:
kânt (L318e Altweerterheide),
vaan:
mv.
vaane (L318e Altweerterheide)
|
varens
III-4-3
|
24887 |
varkensgras |
varkensgras:
vêrkesgraâs (L318e Altweerterheide)
|
varkensgras
III-4-3
|
33393 |
varkenstrog |
trog:
truǝx (L318e Altweerterheide)
|
De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. Het lemma ''varkenstrog'' is behandeld in wld I.6 (2.4.3). Hier worden enkele aanvullende gegevens vermeld. [N 18, 31; monogr.]
I-12
|
20503 |
veel drinken |
buizen:
Bargoens: buizen
buize (L318e Altweerterheide),
lurken:
Liktj toch neet zoeë aan di-j fles te lörke Wi-j völ hejje d¯r weer gelörktj vandaag: hoeveel heb je er weer gedronken vandaag
lörke (L318e Altweerterheide),
pimpelen:
pûmpele (L318e Altweerterheide),
zuipen:
zuuptj, zoeëp, gezoeëpe
zoêpe (L318e Altweerterheide),
zuuptj, zoôp, gezoôpe
zoêpe (L318e Altweerterheide)
|
gulzig drinken || pimpelen, drinken || veel drinken van alkoholische drank || zuipen, veel drinken
III-2-3
|
20497 |
veelvraat |
slokmieneke:
Uitsluitend verklw.
slókmieneke (L318e Altweerterheide)
|
snoeper, veelvraat
III-2-3
|
24262 |
veer |
veer:
vaer (L318e Altweerterheide, ...
L318e Altweerterheide)
|
veer || veer, pen, pluim
III-4-1
|
19431 |
vegen, keren |
keren:
kiərə (L318e Altweerterheide)
|
vegen
III-2-1
|