18797 |
verstand |
verstand:
verstânt (L318e Altweerterheide)
|
verstand
III-1-4
|
19179 |
verstandig |
verstandig:
verstendjig (L318e Altweerterheide)
|
verstandig
III-1-4
|
19304 |
vertrouwen |
trouwen:
trouwe (L318e Altweerterheide)
|
vertrouwen
III-1-4
|
19779 |
verwarmen, stoken |
stoken:
stuəkə (L318e Altweerterheide)
|
stoken
III-2-1
|
24497 |
verwelken |
slapen:
slaope (L318e Altweerterheide),
verslakkeren:
verslakkere (L318e Altweerterheide)
|
verwelken || verwelkt zijn v planten
III-4-3
|
20574 |
vieruursboterham |
drinkenstijd:
drînkestiêt (L318e Altweerterheide)
|
koffiemaaltijd om drie uur s¯middags
III-2-3
|
25354 |
vijl |
vijl:
vīl (L318e Altweerterheide)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen, inz. metalen. Naar de grofte van de vijlkap, het aantal groeven over een bepaalde lengte van het blad, worden vijlen onder meer met de volgende benamingen aangeduid: grove vijlen, bastaardvijlen, halfzoetvijlen, zoetvijlen en fijne zoetvijlen. Naar de vorm worden de volgende vijlen onderscheiden: platte vijlen, driekante vijlen, halfronde vijlen, ronde vijlen of rattenstaarten en mesvijlen. Zie ook deze lemmata. Volgens de respondent uit L 329 was het assortiment vijlen van de koperslager te vergelijken met dat van smeden en bankwerkers. Zo noemde hij zoetvijlen, half-bastaardvijlen, bastaardvijlen, raspen en ronde, halfronde, vierkante, driekantige en platte vijlen. Zie ook deze lemmata. [N 33, 84; N 64, 53a; N 66, 21a; monogr.]
II-11
|
24748 |
vingerhoedskruid |
koemuilen:
kowmoêle (L318e Altweerterheide),
vingertuiten:
vîngertoête (L318e Altweerterheide)
|
vingerhoedskruid
III-4-3
|
24265 |
vink |
bokvink:
bókvînk (L318e Altweerterheide),
vink:
vînk (L318e Altweerterheide)
|
vink
III-4-1
|
19745 |
viooltje |
viool:
fiejoeël (L318e Altweerterheide)
|
I-7
|