e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Aldeneik

Overzicht

Gevonden: 441

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
haverpletter haverpletter: hāvǝrplɛtǝr (Aldeneik) Wanneer haver bedoeld was als paardevoer, moest ze geplet worden. Dit gebeurde met de haverpletter, een toestel waarin de haver tussen twee stalen rollen, een vaste en een losse, geplet werd. Zie ook afb. 91. Het woorddeel -ømolenŋ is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmolenɛ.' [Vds 237; Jan 245; Coe 223; Grof 250] II-3
het water tegenhouden (de beek) laten volkomen: [laten] vǫ.lkomǝ (Aldeneik) Het water tegenhouden met behulp van één of meer sluizen. [Vds 49; Jan 52; Coe 38; Grof 66] II-3
hoed (alg.) hoed: hood (Aldeneik) hoed in het algemeen [doets, bikkel] [N 25 (1964)] III-1-3
hoed: spotnamen hondskooi: hòndskoei (Aldeneik), kachelpijp: kachelpiepn (Aldeneik) hoed, hoge ~: spotbenamingen [tarpot, titsj, hekteliter, böömert, handskow, kachelpiep, sjtief] [N 25 (1964)] || hoed: spotbenamingen [weerhaan, sjeuvel, sjtift, tups, teps, tips, tömps, döppe, tietsj, dinkerik] [N 25 (1964)] III-1-3
hoeden van koeien hoeden: hø̄jǝ (Aldeneik) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11
hoge hoed buis: buis (Aldeneik) hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)] III-1-3
hoge hoed bij begrafenis buis: buis (Aldeneik) hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)] III-2-2
hoofdkap van vrouwelijke religieuzen kap: kap (Aldeneik) hoofdkap van vrouwelijke religieuzen [N 25 (1964)] III-3-3
hoofdluis luis: lujs (Aldeneik), löus (Aldeneik), (u: weegegeven als kleine u rechtsboven de o)  lous (Aldeneik) hoofdluis [N 26 (1964)] || luis (znw enk) [N 26 (1964)] || luis (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-2
hoofdtooi van communiemeisjes voiletje (<fr.): vuulke (Aldeneik) Sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes. [N 25 (1964)] III-3-3