26046 |
spanbalk |
schamper:
šęmpǝr (L319p Molenbeersel),
spanbalk:
spanbalk (P051p Lummen),
španbalǝk (L330p Herten),
spanbalkje:
spanbɛlǝkskǝ (L374p Thorn),
steun:
stø̄n (L211p Leunen),
steunbalk:
stø̄nbalǝk (L292a Maxet, ...
L321p Neeritter,
L318p Stramproy)
|
De balk die tussen de ijzerbalk en de penbalk bevestigd is. [N O, 29f]
II-3
|
30913 |
spanblok |
klemblok:
klemblok (K278p Lommel),
spanblok:
spanblok (K278p Lommel),
spanblǫk (L267p Maasbree),
španblǫk (Q112a Heerlerheide)
|
Een halfrond blok hout waarop men het leer met behulp van een spanriem spant. Zie afb. 17. [N 60, 58; N 60, 54b]
II-10
|
32020 |
spanblokje |
cale:
kal (Q083p Bilzen, ...
L421p Dilsen),
calletje:
kalǝkǝ (Q083p Bilzen),
kɛlkǝ (L421p Dilsen),
lijmcale:
lęjmkal (Q083p Bilzen),
onderlaag:
oŋǝrlāx (Q121c Bleijerheide),
sou-laag:
sulǭx (Q020p Sittard),
spanblok:
špānblǫk (Q204a Mechelen),
spanblokje:
spanblø̜kskǝ (L163p Ottersum, ...
L271p Venlo),
spanblǫkskǝ (K317p Leopoldsburg, ...
K353p Tessenderlo),
španblø̜kskǝ (L328p Heel, ...
L330p Herten)
|
Elk van de houten blokjes of plaatjes die tussen de bekken van de lijmknecht of bankschroef worden aangebracht ten einde het werkstuk bij het vastklemmen niet te beschadigen. [N 53, 221a; monogr.]
II-12
|
30851 |
spanels |
duitse els:
dø̜jtsǝ ɛls (L293p Roggel),
duitse spanels:
dø̜jtsǝ španɛ̄ls (L293p Roggel),
pruise els:
prȳsǝ ɛls (L267p Maasbree),
spanels:
spanɛls (L163a Milsbeek),
španɛls (Q121c Bleijerheide),
stikels:
štekɛls (Q121c Bleijerheide)
|
De kleine, fijne, gebogen els waarmee gespannen wordt. Zie afb. 5. [N 60, 176d; N 60, 176b; N 60, 56]
II-10
|
25427 |
spanhout |
balk:
balǝk (Q103p Berg / Terblijt),
gaffel:
gafǝl (L362p Opitter),
hanghout:
haŋkhǫwt (L246p Horst, ...
Q162p Tongeren),
hangstek:
haŋstɛk (P057p Kuringen),
hardhout:
hat hǭt (Q175p Riemst),
hout:
holt (L271p Venlo),
knuppel:
knø̜pǝl (L269b Boekend),
kuil:
kyl (Q113p Heerlen),
latje:
latje (L270p Tegelen),
%%meervoud%%
latjes (L420p Rotem),
rolhout:
rǫlhǫwt (Q009p Maasmechelen),
rǫlǫwt (Q009p Maasmechelen),
scheer:
sxīr (L269p Blerick),
slachthout:
šlaxhōt (Q198p Eijsden),
spalken:
spalkǝ (L265p Meijel, ...
Q096c Neerharen),
špalkǝ (L291p Helden),
spanbalkje:
spanbalǝkskǝ (L312p Neerpelt),
spęnbalǝkskǝ (L312p Neerpelt),
spangriet:
špangrī.t (L290p Panningen),
spanhout:
spanhǫwt (L312p Neerpelt),
španholts (Q121p Kerkrade),
španhōt (Q121p Kerkrade),
španhōts (Q121p Kerkrade, ...
Q118a Terwinselen),
španhǫwt (Q033p Oirsbeek, ...
Q099q Rothem),
spankluppels:
spanklø̜pǝls (L292p Heythuysen),
spanner:
španǝr (Q203p Gulpen),
spanscheer:
špānšiǝr (Q202p Eys),
spansels:
spansǝls (K318p Berverlo),
spanstek:
spanstɛk (Q071p Diepenbeek, ...
Q018p Geulle,
L321p Neeritter,
L312p Neerpelt),
španstɛk (Q019p Beek),
španštɛkǝ (L426p Buchten),
%%meervoud%%
spanstękǝ (Q156p Borgloon),
spanstok:
spanstok (P120p Alken),
spanstuk:
spanstøk (L366p Gruitrode, ...
P050p Herk-de-Stad,
L316p Kaulille),
spanthout:
spanthǫwt (L265p Meijel),
spreier:
sprɛjǝr (Q012p Rekem),
spreitsen:
špręjtsǝ (Q121c Bleijerheide),
stek:
stē̜kǝ (Q081a Heesveld-Eik),
stɛk (L416p Opglabbeek, ...
Q158p Riksingen,
P176p Sint-Truiden,
Q091p Veldwezelt,
P211p Waasmont),
štɛk (Q113p Heerlen, ...
L432p Susteren),
%%meervoud%%
stękǝ (P117p Nieuwerkerken, ...
Q080p Vliermaal,
P177p Zepperen),
steunbalken:
steunbalken (L270p Tegelen),
stø̄nbalǝkǝ (P176p Sint-Truiden),
stok:
stok (P108p Grazen),
stǫk (L246p Horst),
stuk hout:
støk hǫwt (Q180p Mal),
toegespitste stok:
toegespitste stok (L270p Tegelen),
trekbalk:
trɛkbalk (L413p Helchteren)
|
Het hout dat meer specifiek gebruikt wordt om het dichtklappen van het dier te voorkomen. Men steekt het hout achter de achillespezen van de achterste poten, vaak voorzien van inkepingen, waarin dan de pezen worden geschoven, zodat deze niet weg kunnen. Overeenkomst van betekenis met het begrip "slachthout" is duidelijk zodat voor nogal wat respondenten de begrippen "slachthout" en "spanhout" samenvallen. De informant van P 50 merkt op, dat er gaten in deze balk zitten waardoor een spie steekt. Aldus kan het spanstuk voor twee doeleinden gebruikt worden. Zie ook het lemma ''slachthout''. [N 28, 64; N 28, 65; N 28, 68]
II-1
|
25428 |
spanijzer |
ijzeren baar bet twee pinnen:
ęjzǝrǝn bār bę twī penǝn (P176p Sint-Truiden),
ijzeren pin:
īzǝrǝ pen (Q204a Mechelen),
ijzertje met pikjes:
ęjzǝrkǝ mɛt pekskǝs (K358p Beringen),
spanhaak:
španhǭk (Q203p Gulpen),
spanijzer:
spanijzer (P176p Sint-Truiden),
spanizǝr (L312p Neerpelt),
španizǝr (Q039p Hoensbroek, ...
Q121p Kerkrade),
%%meervoud%%
spanīzǝrs (L163p Ottersum)
|
IJzer met pinnetjes - volgens de informant uit P 176 zijn het er twee - dat ook gebruikt wordt om het dichtklappen van het dier te voorkomen. Volgens de informant uit K 358 wordt dit spanijzer tussen het schaambeen geplaatst. Zie ook het lemma ''spanhout''. [N 28, 64; N 28, 68]
II-1
|
26507 |
spankoord |
graankeuring:
grǭnkø̄riŋ (L316p Kaulille),
graankoord:
grǭnkōr (P051p Lummen),
kaartouw:
kō.rtǫw (Q188p Kanne),
ketting:
ketting (P051p Lummen),
kettinkje:
kęteŋskǝ (K357p Paal),
keurtouw:
kȳrtǫw (L289p Weert),
koord:
kjuǝt (Q078p Wellen),
kǫǝt (P187p Berlingen, ...
Q159p Broekom,
P195p Gutschoven,
P188p Hoepertingen),
kǭ.rt (L372a Aldeneik),
kǭt (Q160p Bommershoven, ...
Q160a Haren,
Q077p Hoeselt,
P177a Ordingen,
P119p Sint-Lambrechts-Herk,
P176p Sint-Truiden),
kǭǝt (P120p Alken),
koordje:
kørtjǝ (L265p Meijel),
loktouwtje:
lǫktǫwkǝ (L265p Meijel),
regelaar:
rēgǝlār (L321p Neeritter, ...
L318p Stramproy),
rijntouw:
rī.ntǫw (Q095p Maastricht),
touw:
tǫw (L372a Aldeneik, ...
L321a Ittervoort,
L374p Thorn),
touwtje:
tǫwkǝ (L265p Meijel)
|
Het koordje waarmee men het schoen kan verstellen. [N O, 19n; Jan 158; Coe 139; Grof 161; N O, 36j add.]
II-3
|
31765 |
spanlat van de spanzaag |
de spand:
dǝ spānt (L192p Bergen, ...
L213p Well),
draaikluppel:
drɛjklø̜pǝl (L373p Roosteren),
klippel:
klē̜pǝl (L266p Sevenum),
klungelaartje:
kløŋǝlē̜rkǝ (L382p Montfort),
kluppeltje:
klø̜pǝlkǝ (L289p Weert),
knevel:
knɛjvǝl (Q204a Mechelen),
knɛ̄vǝl (Q197p Noorbeek, ...
Q203a Reijmerstok),
koppelhoutje:
kǫpǝlhø̜jtjǝ (L330p Herten),
kruk:
krøk (L386p Vlodrop),
spander:
spɛndǝr (L320a Ell),
spanhebel:
španhēbǝl (Q016p Lutterade),
spanhout:
spanhǫlt (L269p Blerick, ...
L159a Middelaar,
L271p Venlo),
spanhǫwt (L265p Meijel),
španhōt (Q204a Mechelen),
španhōts (Q121c Bleijerheide, ...
Q121p Kerkrade),
španhǫwt (L387p Posterholt, ...
Q032a Puth,
Q020p Sittard),
španhǭt (Q192p Margraten),
špānhǭt (Q197p Noorbeek, ...
Q203a Reijmerstok),
spanhoutje:
spanhø̜̄ltjǝ (L163p Ottersum),
spanhø̜jtjǝ (L427p Obbicht),
spanhø̜ltjǝ (L269p Blerick),
španhø̜ltjǝ (L295p Baarlo, ...
L329p Roermond,
L270p Tegelen),
spanklep:
spanklɛp (L431p Dieteren),
spanklippel:
spanklepǝl (L265p Meijel),
spankluppel:
spanklø̜pǝl (L378p Stevensweert, ...
L318p Stramproy),
španknø̜pǝl (L426p Buchten, ...
L290a Egchel,
Q028p Jabeek,
Q022p Munstergeleen,
L385p Sint Odilienberg),
spanknuppel:
spanknøpǝl (L215p Blitterswijck),
spanknø̜pǝl (Q014p Urmond),
španknøpǝl (Q035p Brunssum),
španknø̜pǝl (Q111p Klimmen),
spanlat:
spanlat (L269p Blerick, ...
L421p Dilsen,
Q018p Geulle,
Q187a Heugem,
P188p Hoepertingen,
L271p Venlo,
L289p Weert),
španlat (Q035p Brunssum, ...
Q193p Gronsveld,
L328p Heel,
L426z Holtum,
Q111p Klimmen,
L434p Limbricht,
L332p Maasniel,
L322a Nunhem,
L427p Obbicht,
Q020p Sittard,
L270p Tegelen
[(diminutief: španlɛtjǝ)]
,
Q113a Welten),
spanlatje:
spanlɛtjǝ (L267p Maasbree, ...
L424p Meeswijk,
L382p Montfort,
Q015p Stein),
španlɛtjǝ (L330p Herten),
španlɛtsjǝ (Q121c Bleijerheide),
španlɛtšǝ (Q198p Eijsden, ...
Q097p Ulestraten),
spanner:
spalǝr (L210p Venray),
spanǝr (Q083p Bilzen, ...
L322p Haelen,
L211p Leunen,
L265p Meijel,
L321p Neeritter,
Q014p Urmond,
L268p Velden),
španǝr (Q035p Brunssum, ...
L426z Holtum,
Q100p Houthem,
L299p Reuver,
Q118p Schaesberg,
L432p Susteren,
Q117a Waubach),
špɛnǝr (L327p Beegden),
spanning:
španeŋ (L384p Herkenbosch),
spanningstek:
spǫneŋstɛk (Q198b Oost-Maarland),
spanstek:
spanstɛk (L322p Haelen, ...
L321a Ittervoort,
Q095p Maastricht,
L321p Neeritter,
L378p Stevensweert,
L318b Tungelroy,
L271p Venlo,
L289p Weert),
španštɛk (L324p Baexem, ...
L381p Echt,
L430p Einighausen,
Q113p Heerlen,
L434p Limbricht,
Q204a Mechelen,
Q033p Oirsbeek,
Q098p Schimmert),
spanstekje:
španštɛkskǝ (L330p Herten, ...
Q101p Valkenburg),
spanwig:
španwex (L330p Herten),
stek:
stɛk (Q071p Diepenbeek),
vregel:
vrøjǝl (L326p Grathem),
vrē̜gǝl (Q039p Hoensbroek),
vręjgǝl (Q112a Heerlerheide),
vregelaartje:
vręjǝlē̜rkǝ (L382p Montfort),
vregelhout:
vrēgǝlhōt (Q117a Waubach),
vrēgǝlhōts (Q119p Eygelshoven),
vrēgǝlhōǝt (Q117p Nieuwenhagen),
vregelhoutje:
vrøjǝlhø̜jtjǝ (L326p Grathem),
vregelstek:
vręjgǝlstɛk (L426z Holtum),
vregeltje:
vręjgǝlkǝ (L429p Guttecoven),
wartel:
wartǝl (L427p Obbicht),
weerhout:
wē̜rhǫwt (L373p Roosteren),
wig:
wex (L421p Dilsen, ...
L270p Tegelen),
wrongel:
vrǫŋǝl (L381p Echt)
|
Latje waarmee het spantouw aangedraaid wordt om de zaag op te spannen. Om te voorkomen dat het touw ontspant, zet men het latje vast achter de spanregel. Zie ook afb. 18. [N 53, 8b; N I, 1b; monogr.]
II-12
|
30963 |
spannaad |
spannaad:
spannaad (L421p Dilsen),
spannǫ (L265p Meijel),
spannǭt (L267p Maasbree, ...
L163a Milsbeek),
špannoat (Q121c Bleijerheide),
špannǭt (Q112a Heerlerheide, ...
L293p Roggel)
|
De naad die ontstaat doordat men de randen van het leer naar binnen draait en aan de binnenkant vastnaait. Na het naaien spant men het leer op en wrijft men de naad glad. "Een spannaad heet een naad, die twee lederstukken zoodanig met elkaar verbindt, dat de kanten juist tegen elkaar komen, zoo zijn b.v. de zijnaden bij gezette laarzen, bij rijglaarzen, de achternaden bij laatstgenoemden en bij tonglaarzen, zoomede dikwerf de naden, die het tongblad met de schacht verbinden, spannaden of gespannen naden." (Knöfel I, pag. 174). Zie afb. 29. [N 60, 55]
II-10
|
22757 |
spanne |
spaa:
I, II, III(-).
spàa (Q162p Tongeren),
Sub span: men zegt: spaa (Tongeren), spaar (Hoeselt en Spouwen), spaas (Vlijtingen) en aspougne.
spaa (Q162p Tongeren),
spaas:
Sub span: men zegt: spaa (Tongeren), spaar (Hoeselt en Spouwen), spaas (Vlijtingen) en aspougne.
spaas (Q171p Vlijtingen),
spanne:
en span (K353p Tessenderlo),
sjpan (Q020p Sittard),
sjpān (Q253p Montzen),
spa.n (L424p Meeswijk),
spa[o}n (L313p Sint-Huibrechts-Lille),
span (L417p As, ...
Q160p Bommershoven,
Q007p Eisden,
L353p Eksel,
P186p Gelinden,
L286p Hamont,
L286p Hamont,
P188p Hoepertingen,
L414p Houthalen,
P055p Kermt,
Q088p Lanaken,
L422p Lanklaar,
P183p Mielen-boven-Aalst,
L319p Molenbeersel,
K315p Oostham,
L416p Opglabbeek,
L355p Peer,
L420p Rotem,
L313p Sint-Huibrechts-Lille,
P176p Sint-Truiden,
P176p Sint-Truiden,
P176p Sint-Truiden,
P174p Velm,
Q080p Vliermaal,
Q278p Welkenraedt,
Q078p Wellen,
L354p Wijchmaal,
Q001p Zonhoven,
Q001p Zonhoven,
Q001p Zonhoven),
spang (Q003p Genk),
spanne (K360p Heusden, ...
Q253p Montzen),
spān (Q010p Opgrimbie, ...
L313p Sint-Huibrechts-Lille),
spoan (L360p Bree),
špannĕ (Q200p s-Gravenvoeren),
(= span: afstand tussen duim en pink v.e. uitgespreide hand).
schpan (Q105p Heer),
Als bij t knikkeren de knikkers korter dan een span van elkaar liggen, wordt dat als raak beschouwd: "knup en span!". Span dao: kijk daar!
span (L289p Weert),
Be spàn, zònder spàn: knikkerterm.
spàn (P176p Sint-Truiden),
Het is nog geen span lang. (Knikkersp.) Een span bijkomen (dichter bij de pot komen).
span (K278p Lommel),
In gebruik als maateenheid bij het knikkerspel om op te meten, wie het dichtst bij de pot ligt.
span (L210p Venray),
Kil. spanne, intervallum inter pollicem et minimum digitum.
span (Q002p Hasselt),
Knikkerspel: als uitroep: spaan! of spaan euver! indien twee knikkers op een spanbreed van elkaar liggen.
spaan (Q095p Maastricht),
Knikkertermen als: dóbbel span, bie-span (ik verbied je te spannen), tik-én-span (bracht dubbele winst).
span (K361p Zolder),
n Span is de afstand tussen de duim en de middelvinger van een opengespreide hand (ook volgens André Stevens en Paul Achten), maar anderen beweren dat n span de spanwijdte is tussen de duim en de pink (Van Dale, Xavier Staelens, Jules Frere).
span (Q074p Kortessem),
NB spanne, meten met de "span"(z. ald.).
span (L217p Meerlo, ...
L214p Wanssum),
Resterende afstand tot de knikker, met één uitgespreide hand overspannen. Als je wilde helpen met de tweede hand, moest je roepen: "Twie haans miech urre sjao"- Als je de knikkers dan verder verwijderde was dit ten nadele van de tegenspeler.
span (Q071p Diepenbeek),
spar:
schpar (Q101p Valkenburg),
sjper (Q193p Gronsveld),
spaar (Q178p Val-Meer, ...
Q164a Widooie),
sparre (Q102p Amby),
spār (Q083p Bilzen, ...
Q167p Koninksem,
Q089p Martenslinde,
Q093p Rosmeer),
[Met afbeelding].
spaar (Q077p Hoeselt),
Dat blad is maar een span lang.
spḁr (P213p Niel-bij-St.-Truiden),
Dei dèèr ès veef spoare brèèd, dat ès iets te brèèd vjèr in dat koet.
spoar (Q086p Eigenbilzen),
pag. 16-17: Dit werd vroeger gespeeld, onderweg naar school (te voet) op het fietspaadje langs de weg. Wie begint werpt zijn knikker vooruit. De tweede speler werpt om dicht genoeg bij te komen liggen zodat hij t kan meten met n handspan [n spoeër]. Als de afstand kan gemeten worden, win je 1 knikker. Geraakt zonder te kunnen meten, is ook een knikker. Geraakt en kunnen meten is 2 knikkers. Niet geraakt en niet kunnen meten: Mis, haha. Als een speler van de andere wint begint het spel opnieuw.
spoeër (Q071p Diepenbeek),
Sub span: men zegt: spaa (Tongeren), spaar (Hoeselt en Spouwen), spaas (Vlijtingen) en aspougne.
spaar (Q170p Grote-Spouwen, ...
Q077p Hoeselt,
Q092p Kleine-Spouwen)
|
1. Bij het knikkerspel: de spanwijdte tussen de uiteengespreide vingers en dat van pink tot duim. || 2. Span (breedte, gemeten met duim en wijsvinger). || [I]. 1. Afstand tussen de top van de pink en de top van de duim. || [Knikkerspel:] n Handspan. || Afstand tussen de toppen van duim en pink als men deze zo ver mogelijk van elkaar verwijdert. || Afstand tussen duim en middelvinger, dit is geen vaste afmeting. || Afstand tussen duim en middenvinger. || benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)] || Een spanne (wat men met de hand overspannen kan, b.v. bij het knikkerspel). [ZND 07 (1924)] || Handspan bij knikkeren. || I. Span: afstand (2 dm) tussen pink en duim. || I. Span: Afstand tussen de toppen van duim en pink, als men die zo ver mogelijk van elkaar verwijdert. || Span (knikkerterm). || Span (met duim en pinktop te bespannen lengte ong. 20 cm). || Span, lengtemaat tusschen uitgestrekten duim en wijsvinger. || Span, ruimte tussen uitgestoken toppen van duim en pink. || Span. || Span1: Afstand tussen de toppen van de duim en pink, als men die zo ver mogelijk van elkaar verwijdert. || Span: [Span]. || Span: Afstand tussen pink en duim, gestrekt. || Span: Spanwijdte tussen de toppen van duim en pink (term uit het knikkerspel). || Span: spanwijdte. || Spanne (afstand tussen gestrekte duim en middenvinger) b.v. bij knikkerspel (3/4 voet). || Spanne: afstand tussen top van de pink en top van de duim, zover mogelijk uit elkaar gespreid: maat bij knikkeren. || Spanwijdte tussen duim en middenvinger. || Spanwijdte.
III-3-2
|