e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spie van het anker ankerspie/-spij: aŋkǝršpij (Hoensbroek), cale: kal (Bilzen, ... ), kál (Tessenderlo), ijzeren spij: ęjzǝrǝ spęj (Genk), kijl: ki.l (Kerkrade, ... ), kiǝl (Heerlen), kī.l (Bleijerheide, ... ), kīl (Beek, ... ), klem: klɛm (Bilzen), klemspie/-spij: klɛmspi (Leuken, ... ), sierspie: sīršpi (Panningen), spanspie/-spij: spanspi (Neeritter), spie-/spijstuk: spistøk (Montfort), spie/spij: spe.j (Weert), spi (Haler, ... ), spi.j (Tungelroy), spij (Ell, ... ), spęj (Houthalen), špi (Eys, ... ), splijtnagel: splęjǝtnǭgǝl (Gronsveld, ... ), split: šplet (Klimmen), trekspie/-spij: trɛkspi (Neeritter), vastzetspie: vas˲zętšpi (Heerlen) De spie waarmee schieter en sleutel met elkaar verankerd kunnen worden. Zie ook afb. 72. [N 31, 38c; monogr.] II-9
spie-eind krets: krɛts (Belfeld) Gelijk aflopend uiteinde van de gresbuis met rillering. Het spie-eind heeft ten doel het aanhechten te bevorderen van de specie waarmee de verbinding van de buizen onderling wordt gedicht. [monogr.] II-8
spiegel deurspiegel: dø̄rspīgǝl (Ottersum), kraagspiegel: krāxšpēgǝl (Voerendaal), krǭǝxšpigǝl (Eijsden), krang: kraŋ (Lanaken), revershaak: rǝvē̜rhōk (Lanaken), spiegel: schpeegel (Belfeld, ... ), schpeegəl (Swalmen), schpegel (Amby, ... ), schpeigel (Bingelrade), schpīēgel (Heer), shpiegel (Mheer), sjiegel (Limmel), sjpeegel (Berg-en-Terblijt, ... ), sjpegel (Buchten, ... ), sjpeigel (Einighausen, ... ), sjpeègel (Doenrade), sjpēēgel (Susteren), sjpēēgl (Asenray/Maalbroek), sjpēgel (Panningen), sjpiggel (Simpelveld), sjpiégel (Gronsveld), speegel (Baarlo, ... ), spegel (Broeksittard, ... ), speīgel (Schinnen), spej.gel (Hasselt), spēgel (Meterik, ... ), spēgəl (Altweert, ... ), spĕgel (Urmond), spiegel (Borgharen, ... ), spigǝl (Eisden, ... ), spigəl (Lommel, ... ), spiəgəl (Genk), spīē-gel (Blitterswijck), spīēgel (Afferden, ... ), spīgəl (Hamont), spēgǝl (Born, ... ), spę̄gǝl (Maasbree), spīgǝl (Lanaken, ... ), špeegel (Brunssum), špēgəl (Herten (bij Roermond)), špeͅi̯əl (Bleijerheide, ... ), špejǝl (Bleijerheide, ... ), špēgǝl (Doenrade, ... ), špęjgǝl (Nieuwstadt), špęjǝl (Bleijerheide), špīgǝl (Bilzen), Es eme(s) te lang viêr de spiegel steit te ki-jke, dan steit den di-jvel achter hèèm(of hèèr)  spegel (As, ... ), Verklw. spegelke  spegel (Venlo), Verklw. spiegelke De gaans daag veur de spiegel staon De spiegel van ¯t water: gladde oppervlak  spiegel (Maastricht), zoo glaat es e sjpegel.  sjpegel (Beegden), spiegelzool: spīgǝlzoǝl (Bilzen) De naad tussen kraag en revers, waar de kraag aan de revers wordt gehecht. [N 59, 122a] || Elk van de door de dwars- en spiegelklampen omlijste vakken. [N 55, 23e] || spiegel [SGV (1914)], [ZND m] || Zeker gedeelte van het boventuig bij bepaalde soorten bottines. [N 60, 21c] II-10, II-7, II-9, III-2-1
spiegel [wld ii.10, p. 24] spiegel: sjpieiel (Bleijerheide), spēgel (Maasbree), spigəl (Meijel), spiegelzool: spīēgelzoël (Bilzen) spiegel? [N 60 (1973)] III-1-3
spiegel van de askop sluitstuk: slu.tstø̜k (Weert), voorkant: vø̄rkanjt (Neeritter, ... ), vø̄rkantj (Thorn), vø̜̄rkant (Lummen), walgstuk: walǝxstø̜k (Weert), walǝxštø̜k (Maxet) De voorkant van de askop. Zie ook afb. 46. [N O, 10d] II-3
spiegelglas spiegelglas: spiegelglas (Zonhoven), spigǝlglas (Ottersum), spigǝlglawǝs (Jeuk), spēgǝlglās (Maasbree), spīgǝlglas (Tessenderlo), spīgǝlgloas (Houthalen), spīgǝlglǭs (Diepenbeek), špēgǝlglas (Heerlen), špēgǝlglās (Buchten, ... ), špęjǝljlās (Kerkrade) Gegoten glas dat door slijpen en polijsten geheel doorzichtig is geworden. Spiegelglas kan in grote diktes en afmetingen geleverd worden en wordt vooral voor winkelruiten gebruikt. [N 67, 89g] II-9
spiegelklampen blikstukken: blekštø̜kǝ (Sint Odilienberg), deurstijlen: diǝrstęjlǝ, diǝrstājl (Bilzen), oprechte klampen: oprēǝtǝ klampǝ (Bleijerheide), spiegelklampen: spēgǝlklampǝ (Geulle), špēgǝlklampǝ (Posterholt), staande klampen: stǭndǝ klāmpǝ (Ottersum), steekklampen: stē̜kklāmpǝ (Ottersum), štē̜kklampǝ (Sint Odilienberg) De staande planken die langs de lengtezijden van de deur verbonden zijn met de dwarsklampen. [N 55, 23d] II-9
spieken <omschr.> een papiertje in de kips hebben: hê heet en pepeerke in de kips (Helden/Everlo), afkijken: aafkieke (Berg-en-Terblijt, ... ), aafkieken (Geistingen, ... ), aafkiëke (Boekend, ... ), aafkīēke (Baexem, ... ), aafkīēkə (Hechtel), afkieke (Meijel), aofkīēkə (Genk), áfkīēke (Venray), afpennen: aafpenne (Groot-Gelmen, ... ), aafpénnə (Hasselt), òəfpènnə (Oud-Waterschei), afschrijven: aafschrieve (Molenbeersel), aafschrieven (Bree, ... ), aafschrijven (Bolderberg), aafschrijver (Mechelen-Bovelingen), aafschrīēvən (Leut), aafschréévə (Borlo), afschrijven (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), aofsjréévə (Kortessem), oafschreve (Eigenbilzen), òəfsjrééjvə (Oud-Waterschei), #NAME?  afschrijven (Meeuwen), betekent ook "overschrijven  afschréévə (Kwaadmechelen), letterlijk  aafsjrīēvə (Beek (bij Bree)), afzien: afsīēn (Heppen), foetelen: foesjele (Neeritter), foetele (Heythuysen, ... ), fŏĕttələn (Leut), ... bij spelen = zich niet aan de spelregels houden  foetele (Meerlo), ... in andermans kaarten = vals spelen  foetelen (Arcen), alg. bedrog  foetele (Maastricht), alg. benaming voor oneerlijk zijn  fōētələ (Meterik), alg. oneerlijk bij kaarten  foetele (Maasbree), alg. oneerlijk doen  foetele (Meijel), alg. unfair spel  foetele (Broekhuizenvorst), bij kaarten  foetele (Neeritter), o.a. bedrog bij mens ergerje niet  foetelen (Schinnen), oneerlijk kaart spelen  foetele (Gronsveld), oneerlijk spelen met kaarten  foetele (Sevenum), valspelen bij kaartspel  foetele (Geleen), valsspelen (kaarten)  foetele (Sittard), foezen: fŏĕsjə (Eupen), smokkelen: schmokkelen (Geleen), smokkele (Echt/Gebroek), smokkelen (Maasbracht), §jmoekkele (Tegelen), #NAME?  smoekele (Broekhuizen), praktisch uitgestorven  sjmoekələ (Herten (bij Roermond)), spiekbriefje: sjpiekbrīēfkə (Eys), spiekbreefke (Maasbree), spieken: schpieken (Reuver), sjpieke (Baarlo, ... ), sjpieken (Nieuwstadt), sjpiekke (Waubach), spieke (Echt/Gebroek, ... ), spieken (Beesel, ... ), meer frequent  sjpieke (Sittard), spinzen: #NAME?  sjpienze (Helden/Everlo) spieken; Hoe noemt u bij een proefwerk stiekum gebruik maken van een boek of een papiertje/ [DC 48 (1973)] III-3-1
spier muskel (du.): eng moeskel (Kerkrade), ing moeskel (Bocholtz, ... ), ing muskel (Heerlen), moeschkel (Nuth/Aalbeek), moeskel (Brunssum, ... ), mōēsjkel (Schinveld), mu.skəl (Moresnet), Opm. v.d. informant: vgl. Eng. muscles.  moskele (Ell), spier: `n sjpier (Urmond), ein schjpier (Heerlerheide), en sjpīēr (Klimmen), en spier (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), eng schpier (Kerkrade), ing spier (Rimburg, ... ), n schpier (Mesch, ... ), n sjpier (Houthem, ... ), ochpiër (Schimmert), schpier (Bunde, ... ), sjpier (Baexem, ... ), sjpies (Bunde), sjpīēr (Meerssen, ... ), spe.jer (Hasselt), speer (Uikhoven, ... ), speͅi̯ər (Hasselt), speͅjər (Paal), spier (Baexem, ... ), spir (Sint-Truiden, ... ), spiër (Boekend), spīē.ër (Zonhoven), spīēr (Montfort, ... ), spīr (Achel, ... ), spīər (Hamont, ... ), spèr (Mechelen), un spíér (Sint-Pieter), (jr.)  spīēr (Tongeren), i.e. een dikke massa vezelbundels.  spiər (Neerpelt), Idem (als Ndl.).  spier (Echt/Gebroek), ij als i + j  spijər (Lommel) pees, spier [N 10 (1961)] III-1-1
spiering pin: WBD/WLD  pin (Stein), spiereling: ook wel -  spiereling (Maastricht), WBD/WLD  spierəling (Maastricht), spiering: sjpiering (Herten (bij Roermond), ... ), sjpierink (Schimmert), sjpīēring (Roermond), spiering (Blerick, ... ), cassettebandje  spiering (Meijel, ... ), Endepols  spiering (Heer, ... ), ideosyncr.  spiering (Thorn, ... ), IPA  spiriŋ (Kwaadmechelen), Veldeke  sjpiering (Waubach), WBD/WLD  sjpīēring (Nieuwenhagen), spiering (Maastricht), spīēring (Susteren), WLD  schpiering (Schimmert), schpierink (Brunssum), sjpiering (Klimmen, ... ), sjpīēring (Haelen), spiering (Beesel, ... ), spīēring (Gennep, ... ), WLD komt hier niet meer voor  spīēring (Stevensweert), spriet: Endepols  spriet (Maastricht), sprot: d’r sjpròt (Hoensbroek) Hoe noemt u de spiering: een kleine beenvis. De schedel is min of meer doorzichtig. Hij komt voor aan de westkust van Europa en trekt in april-mei de rivieren op. Hij is zilverachtig en kan ± 15cm lang worden (spiering, spirk, pin) [N 83 (1981)] || spiering III-4-2