e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spoelbek kop van de spoel: kǫp van dǝ spūǝl (Stramproy), spits: (mv)  špetsǝ (Eupen) Elk van de twee puntige, ijzeren uiteinden van de weefspoel. [N 39, 105g] II-7
spoelen de was opspoelen: də wɛ̄š˂ opšpø&#x0304lə (Bleijerheide, ... ), schuins spoelen: šø̜ns spulǝ (Stramproy), spoelen: spōlǝn (Elsloo), špǫwlǝ (Eupen) de was opspoelen || Het kettinggaren of inslaggaren opspoelen van strengen of klossen op scheerklossen of spoelpijpen door middel van een pijpenspoel en kroon of een spoelmachine. [N 39, 55c; N 39, 100a] II-7, III-2-1
spoeler spoeler: špǫwlǝr (Eupen), spoeljong: špǫwljoŋ (Eupen) Man of jongen die het werk van het spoelen van kettinggaren en/of van inslaggaren verricht. [N 39, 55d; N 39, 100b; monogr.] II-7
spoelgaatjes gaatjes: gɛ̄tjǝs (Stramproy), ogen: ǫwǝ (Eupen) Gaatjes in de wand van de weefspoel waardoor de inslagdraad naar buiten komt. [N 39, 105e] II-7
spoelkop spoelkop: spoelkop (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Domaniale, Wilhelmina]), špø̄lkop (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), špø̄lkǫp (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]), waterhamerspoelkop: wātǝrhāmǝršpø̄lkop (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Een op het boorwerktuig aangebracht onderdeel dat het mogelijk maakt water via het holle boorijzer in het boorgat te spuiten. [monogr.; N 95, 779] II-5
spoelpijp garenspoel: gārǝšpǫwl (Eupen), pijp: (mv)  pīpǝ (Eupen), pijpje: pipkǝ (Stramproy) Het lege of volle pijpje of klosje voor het inslaggaren dat in de weefspoel geplaatst wordt. [N 39, 100c; N 39, 100d] II-7
spoelriem priem: pręjm (Eupen), spil: špęl (Eupen), stutpijp en spander: stø̜tpīp ɛn spandǝr (Stramproy) Een spilletje, met eventueel daarlangs een veer, in de weefspoel waarop de spoelpijp met inslaggaren wordt bevestigd en kan draaien. [N 39, 105d; monogr.] II-7
spoelrollen rolletjes: rø̜lkǝs (Stramproy) De rolletjes die soms onder de weefspoel zitten. [N 39, 105f] II-7
spoelster spoelerse: špǫwlǝšǝ (Eupen), spoelschop: špolšup (Eupen) Het meisje of de vrouw die het werk van het spoelen van kettinggaren en/of inslaggaren verricht. Het woordtype spoelschop is een spottende benaming. [N 39, 55e; N 39, 100b; monogr.] II-7
spoetnik? spoetnik: spoetnik (Zonhoven) Spoetnik: *2. Duivenslag van recenter model. III-3-2