e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
splinteren splinsteren: splenstǝrǝ (Tessenderlo), splinteren: splentǝrǝ (Bilzen), šplentjǝrǝ (Posterholt), špleŋktǝrǝ (Bleijerheide, ... ) Gezegd van hout wanneer dit splinters afgeeft. Zie ook het volgende lemma. [N 55, 193; monogr.] II-12
split croûte: krut (Bilzen, ... ), croûte à croûte: krut a krut (Bilzen, ... ), schiefer: šifǝr (Meijel), split: splet (Dilsen, ... ), šplet (Heerlerheide, ... ) Een lap leer van de vleeskant die ontstaat door het leer in de lengte in twee√´n te snijden. Verschillende informanten (Q 32 en Q 253) merken op dat dit stuk van minderwaardige kwaliteit is. [N 60, 3c; N 60, 1b; N 60, 3b] II-10
splitpen slietstift: šlesštef (Bleijerheide) Het pennetje dat aan de binnenzijde van het kozijn door het oog van de sluitpin wordt gestoken. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Grendelboom'. [N 55, 72c] II-9
splitsen in mekanderen steken: en mǝkandǝrǝ stē̜kǝ (Loksbergen), ineensteken: enęjnštē̜kǝ (Beringe) Twee touwen aan hun uiteinden te zamen vlechten. [N 48, 113a] II-7
splitshoorn hoorn: hawrǝ (Loksbergen) Voorwerp waarmee men twee touwen aan hun uiteinden te zamen vlecht. [N 48, 113b] II-7
splitsing van de stam gaffel: de gaffel (Hoensbroek), gaffel (Amby, ... ), gaffəl (As, ... ), goffəl (Simpelveld), jaffel (Vaals), Bree Wb.  gaffel (Bree), eigen fon. aanduidingen  gaffel (Ell), eigen spellingsysteem  gaffel (Geleen, ... ), Endepols  gaffel (Maastricht), ideosyncr.  gaffel (Eijsden, ... ), IPA, omgesp.  gafəl (Kwaadmechelen), LDB  gaffel (Roermond), NCDN  gàfföl (Stevensweert), oude spellingsysteem  gaffel (Meijel), Veldeke  gaffel (Waubach), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  de gaffel (Gulpen), WBD / WLD  gaffel (Reuver), WBD/WLD  chāfəl (Maastricht), de gaffel (Caberg), gaffel (Ophoven), gaffəl (Urmond), gàffel (As), gàffəl (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), WLD  de gâffel (Schimmert), gaffel (Gulpen, ... ), gaffəl (Hulsberg, ... ), gàffel (Itteren), gàffəl (Sweikhuizen), gáffəl (Heel), WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)  gàffəl (Haelen), ± WLD  gaffel (Vlijtingen, ... ), kloof: kloof (Tungelroy), mik: mik (Dilsen, ... ), eigen spellingsysteem  mik (Meijel, ... ), IPA, omgesp.  mik (Kwaadmechelen), Nijmeegs (WBD)  mik (Meijel), oude spellingsysteem  mik (Meijel), WLD  mik (Venlo), splitser: splitser (Maastricht), splitsing: WLD  splitsing (Maastricht), vergaffeling: v’rgaffeling (Lutterade), vork: veurək (Maastricht), vork (Boekend, ... ), vōrk (Doenrade), vurk (Eys, ... ), vurrək (Epen), vôrk (Pey), vörk (Gulpen, ... ), vörrek (Maastricht), vörrək (Maastricht), vûrk (Houthalen), #NAME?  vurrek (Klimmen), eigen spellingsysteem  voerk (Merkelbeek), vork (Maastricht), vorrik (Schinnen), Endepols  vörk (Maastricht), vörrek (Maastricht, ... ), ideosyncr.  veurk (Eijsden), voark (Hoensbroek), vork (Kerkrade, ... ), vuerk (Gronsveld), vurk (Eijsden, ... ), vórk (Susteren), oude spellingsysteem  vörk (Meijel), Veldeke  de vörk (Klimmen), vork (Waubach), vòrk (Echt/Gebroek), Veldeke 1979 nr 1  vörk (Venray), Veldeke aangepast  vörk (Tienray), Veldens dialekt  vork (Velden), Venlo e.o.  vork (Maasbree), WBD / WLD  vorrək (Beesel), WBD/WLD  vorrək (Kapel-in-t-Zand), vòòrk (Nieuwenhagen), vórk (Heerlen), vörrək (Maastricht), WBD\\WLD  vaorrək (Amstenrade), WLD  veurk (Mheer, ... ), vork (Doenrade, ... ), vŏĕrk (Oirsbeek), vurk (Ubachsberg, ... ), vòrk (Swalmen), vórk (Born), vôôrk (Guttecoven), vörik (Itteren), vörk (Gennep), vorke: ideosyncr.  veurke (Sittard) Het deel van de boom waar de stam zich in tweeën splitst (gaffel, mik, vork). [N 82 (1981)] || Hoe noemt u: de plaats waar de stam zich in tweeën splitst (vork, mik, gaffel?) [N 75 (1975)] || kloof, vork waar stam zich vertakt III-4-3
splitten schalmen: schalmen (Lommel), sxalmǝ (Maasbree), šalmǝ (Bilzen), šalmǝn (Dilsen), schiften: šeftǝ (Bleijerheide), schuins schalmen: šājns šalmǝ (Bilzen), splijten: šplītǝ (Heerlerheide, ... ), splitten: splę̄tǝ (Milsbeek, ... ) Het van elkaar snijden van het nerfleer en het splitleer, oftewel het scheiden van de nerf en de croûte. Ook als men een geleidelijk toelopende rand wil hebben, zoals van contrefort en omloper, split of schift men het leer (Liedmeier, pag. 23). [N 60, 50a] II-10
splitting splitting: spleteŋ (Griendtsveen, ... ) De eerste sleuf die men uitgraaft op de plaats waar de wijk komen moet. [II, 21c] II-4
splittingsturf splittingsturf: spleteŋstø̜rǝf (Griendtsveen, ... ) Turf uit de splitting. [II, 21e] II-4
spoel borstveren: borsvaere (Swalmen), buisje: het buuske (Eisden), hoes: hoees (Weert), pen: pen (Jeuk), punt van pen: punt van pen (Jesseren), schacht: schaag (Kortessem), sjach (Herten (bij Roermond)), sjàg (Guttecoven), šaxt (Meijel), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  schacht (Wanssum), spoel: de spoel (Tongeren), spoel (Houthalen), steel: steel (Geleen), steil (Eys), stjél (Rijkhoven), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  de stiël (Bilzen), stengel: d’r sjtengel (Klimmen) Hoe heten de onderdelen van de slagpen? (de cijfers tussen haakjes verwijzen naar tekening 3): spoel (1) [N 93 (1983)] III-3-2