e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spiertje trekken halmpje trekken: Wie het langste stroohalm trek, verborgen in de vuist van een speler.  ver zolle djeuste hemke trekken (Zichen-Zussen-Bolder), het kort en het lang trekken: t kort en t langt trekke (Klimmen), kort en lang trekken: Sub trêkke, (8).  kort en lang trêkke (Gronsveld), kort of lang trekken: kort of laangk trekke (Gronsveld), kort of laank trekke (Terlinden), kot of laank trèkke (Alken), kot of lang trekken (Sint-Lambrechts-Herk), kot of lank trekke (Groot-Gelmen), kot of là.nk trèkke (Gors-Opleeuw), køͅt oͅf lāŋk (Epen), lang of kort trekken: lank of kot trekke (Wijlre), loten: laote (Montfort), loate (Thorn), lote (Merkelbeek), lotje trekken: laotje trekke (Geleen), leutje trekke (Ittervoort, ... ), løͅtjə treͅkə (Born, ... ), NB läötje: lootje (uit loterij) [sic].  läötje trèkke (Herten (bij Roermond)), Sub II. lot, 1. laot: a) laote-ver maar läötje trèkke, det is t eerlikste.  läötje trèkke (Roermond), pijltje trekken: Sub pijl, (sprietje) in: pijlke trekken.  pijlke trekken (Zonhoven), spiertje trekken: sjpierke trekke (Geulle, ... ), sjpiertje trekke (Nieuwstadt), sjpirkə treͅkə (Roermond), sjpirkətreͅkə (Heerlen), sjpīrkətreͅkə (Susteren), speerke trekke (Blerick, ... ), speerke trekken (Geistingen, ... ), speerke trèkke (As, ... ), spērkə trēͅkə (Opglabbeek), spi.rkə trɛkə (Eksel), spierke trekke (Genk, ... ), spierke trekken (Achel, ... ), spierke trèkke (Bilzen, ... ), spierke trèkken (Eksel), spierken trekken (Lommel), spiertje trekken (Leopoldsburg, ... ), spirk`trèkke (Kaulille), spirke treke (Loksbergen), spirke trekke (Itteren, ... ), spirke trekken (Jeuk), spirke trèkke (Bilzen, ... ), spirkë trèkkë (Tongeren), spirkə treͅkə (Gennep, ... ), spīērke trèkke (Zolder), spurke trèkke (Bilzen), spïrkëtrèkkë (Tongeren), [Alg. opmerking: de invuller is een nieuwe medewerker en heeft enkel vernederlandste woorden genoteerd die reeds tussen haakjes in de vraagstelling gesuggereerd werden]  spiertje trekken (Heers), Antwoord onderlijnd bij de suggesties.  spiertje trekken (Diepenbeek), met lucifers  spierke trekke (Oirlo), Sub speer: 1. Halm, sprietje: Bi-j het miêrendeil van de (keiner)speelkes mote ze e speerke trèkke viêr te wiête wèè moot beginne.  speerke trèkke (Bree), Sub speerke: sprietje. Wie het langste van de drie sprieten trekt, heeft gewonnen.  speerke trèkke (Bocholt), Sub spie.r: Zulle we spierke trèkke wie t örste mug?  spierke trèkke (Gennep), Sub spier, (2) (dim.).  spirke trèkke (Hasselt), Sub spier, (4). Ook spierken trekken bij DC. & T. (deel IV, pag. 147).  spīē.ërke trèkke (Zonhoven), Sub spier. Wie het langste trekt, wint.  spirke trèkken (Uikhoven), Sub spîe.r, vaak dim. spîe.rke, (1).  spîe.rke trèkke (Zolder), Sub trekken.  spirke trekə (Hamont), Wie het kortste eind trekt is verloren.  spirk`trèkke (Kaulille), spiertjetrek: spierketrek (Stal), spiertje trekt (Kerkhoven), spikje trekken: [Vgl. WLD III, 3.1 sub LUCIFER: spikje (spikske)]  spikskë trèkkë (Hoeselt), sprietje trekken: sprietje trekke (Stein), sprietje trekken (Hoensbroek), sprītsjə treͅkə (Maastricht), stekje raden: Zelfde als "spierke trèkken"[Spiertjes van verschillende lengten in de hand houden zodat alleen de vóórkant op gelijke hoogte zichtbaar is. De mededingers kiezen een willekeurig spiertje en diegene die het langste spiertje getroffen heeft wint en mag eerst kiezen].  stekske roajen (Eksel), stekje trekken: sjtekske trekke (Kapel-in-t-Zand), stekske trekke (As), stekske trekken (Eksel, ... ), stekske trèkke (As, ... ), steͅkskə treͅkə (Urmond), we zulle t joste stekske treəke (Ulbeek), Sub LOTEN.  sjtekske trèkke (Posterholt), Twee houtjes of papiertjes van verschillende lengte laten trekken om uit te maken wie iets krijgt.  sjtekske trèkke (Posterholt), stiepje trekken: [Spiertjes van verschillende lengten in de hand houden zodat alleen de vóórkant op gelijke hoogte zichtbaar is. De mededingers kiezen een willekeurig spiertje en diegene die het langste spiertje getroffen heeft wint en mag eerst kiezen].  stiepke trèkken (Eksel), strootje trekken: stro(o)jke trèkke (Bilzen), stroeike trekke (Hoepertingen), stroeike trèkke (Vorsen), stroeëjke trèkke (As), strootje trekke (Montfort), struueketrekke (Venlo), struuke trekke (Blerick, ... ), struuke trèkke (Kanne), struutje trekken (Venlo), struëke trekke (Venlo), stry(3)̄kə trēkə (Maastricht), stry(3)̄kə treͅkə (Venlo), Sub stroke, (2).  stroke [stryəkə} trekken (Niel-bij-St.-Truiden), Wee t kortste - trok, had verlore.  struke [trèkke} (Maastricht), topje trekken: tuupke trékke (Meijel), touwtje trekken: toeke trekke (Blerick, ... ), toeke-trêkke (Tegelen), toeketrekke (Neer, ... ), [Oorspr. invoer *loe:ke trekke?]  lukə treͅkə [?} (Reuver), lūkətreͅkə [?} (Beesel), [Oorspr. invoer *loeke traike?]  t}oeke traike (Melick), Sub LOTEN.  toeke trèkke (Posterholt), Sub toeke.  toeke trèkke (Swalmen), Twee houtjes of papiertjes van verschillende lengte laten trekken om uit te maken wie iets krijgt.  toeketrèkke (Posterholt), trekken: treike (Posterholt), trekke (Montfort, ... ), trekken (Lauw), trēͅkə (Swalmen), zwegel trekken: sjwaegeltrekke (Doenrade), sjweegel trikke (Brunssum), sjwegel trekke (Waubach), sjweigel trekke (Ingber), sjwēͅgəltreͅkə (Heerlen), zwegelen: sjwaegele (Lutterade), sjwaigele (Maasniel, ... ), sjwegele (Amby), sjweiggelle (Vlodrop), sjwēgələ (Nieuwenhagen), sjwēəjələ (Kerkrade), swaegele (Eys), zjwēͅgələ (Hulsberg), zjweͅagələ (Eys), zwaegele (Echt/Gebroek, ... ), zwegelen (Kesseleik), zwijgelen (Stein), zwegeltje trekken: sjwēgəlkətreͅkə (Nieuwenhagen), sjwēͅgəlkə treͅkə (Roermond), zjwēͅgəlkə treͅkə (Amstenrade), zwaegelke trekke (Thorn), zweegelke trekken (Maastricht) [IJsvermaak]: Strootje trekken. || [Lotje trekken]. || [Spiertje trekken]. || [Strootje trekken]. || Door het trekken van de langste uit twee of meer stro/grassprietjes uitmaken, bepalen, wie iets, wat mogelijk is, moet doen. || Door t lot bepalen wie de eerste (evt. winnaar) zal zijn; gewoonlijk door t trekken van n stokje of lucifer uit n rijtje van ongelijke lengte, dat men verdekt in de hand houdt. || Halmpje = lotje trekken. || Hoe zeggen de kinderen, wanneer ze eerst willen zien wie mag beginnen, b.v. bij het knikkerspel? Vertaal dus en vul aan: We zullen eerst ... [ZND 26 (1937)] || Idem. || Loten met een stroospier. || loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen] [N 112 (2006)] || Loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen]. [N 88 (1982)] || Loten, door middel van stokjes of lucifers. || Loten. || Spiertje trekken. || Spiertjes van verschillende lengten in de hand houden zodat alleen de vóórkant op gelijke hoogte zichtbaar is. De mededingers kiezen een willekeurig spiertje en diegene die het langste spiertje getroffen heeft wint en mag eerst kiezen. || Stekje raden. || Strootje of spiertje trekken. || Strootje tr[ekken]. || Strootje trekken wie mag aftrappen. || Strootje trekken, gewoonlijk gedaan met lucifers. || Strootje trekken. || Strootje, spiertje of lucifer trekken. || Strootje: strospier, -halm. || Topje trekken: strootje of spiertje trekken. || Uitmaken wie de winnaar is bij gelijke stand [kamp, kavalen, kanteren]. [N 88 (1982)] || Wie het langste of kortste stuk treft is verloren, volgens de overeenkomst. III-3-2
spiesteen, boogsteen boogsteen: bǭxštęjn (Montfort, ... ), centerbrik: sɛndǝrbrek (Meeuwen), dallesteen: dalstiǝn (Berverlo), gewelfsteen: gǝwølǝfstēǝn (Leunen), gǝwø̜lǝfstęjn (Heythuysen, ... ), gǝwø̜lǝfštęjn (Herten), holle brik: hōlǝ brek (Meeuwen), kaminsteen: kamī̄nštē (Eys), kijlsteen: kilštęjn (Ulestraten), kilštɛj.n (Panningen), konische steen: kōnisǝ štęjn (Rothem), profielsteen: profilstęjn (Leuken, ... ), profilštęjn (Montfort), putsteen: pøtstēǝn (Leunen), pøtštęjn (Nunhem), pø̜tštęjn (Helden, ... ), schouwsteen: šǫwštęjn (Nunhem), slietsteen: šlštštęjn (Klimmen), sluitsteen: slǭwǝtstijǝn (Tessenderlo), šlūtštē (Heerlen  [(meervoud: šlūtšteŋ)]  ), spie-/spijbrik: spibrek (Maastricht), spie-/spijsteen: spistēʔǝn (Lommel), spī̄stī̄ǝn (Sint-Truiden), spie/spij: spej (Weert), spi (Neeritter), tapse steen: tapsǝ stęjn (Weert), vormsteen: vǫrǝmstęjn (Ell), vǫrǝmštē (Bleijerheide  [(meervoud: vǫrǝmštęŋ)]  ), welfsteen: wø̜lǝfstiǝn (Meijel), zetsteen: ze ̞tstęjn (Ell) Metselsteen met naar één kant aflopende dikte. Zie ook afb. 27. [N 32, 24a; monogr.] II-8
spijbelen achter de haag naar school gaan: āxtər də hōx no sxūəl gon (Heers), achter de haagschool gaan: a:chtər də ha:chsjo:l goͅn (Diepenbeek), achter de haagschool gaan (Vliermaalroot), ātər də haochschō[ə}l gon (Bommershoven), âter de haogschoowal gaon (Wellen), achter de hagen gaan: ater de haoge gwön (Val-Meer), achter de hagen naar school gaan: achter de haagen nao school gaon (Mechelen-Bovelingen), achter de hagenschool doen: a.tər də hoͅ.gəschoͅ.əl də.n (Borgloon), achter de hagenschool gaan: a.tər d’ oͅ.gəschə.l goͅan (Kuttekoven), a:chtər də ho.əgəscho:l go.wən (Gutshoven), a:tər də hoͅ:gəsjuələ goin (Tongeren), a:tər də oͅgəsjo.əl goͅn (Bilzen), aater de hoagechoeUele (Overrepen), achter de hagen school gaan (Widooie), achtər də ha:gəschool goͅan (Borgloon), achtər də haoəgəschaoəl gaon (Borgloon), axtər də hoͅgəsxowəl goͅn (Veulen), āchtər də haogəschuĕl guĕn (Gelinden), ātər ha͂chə scho[e}l gon (Riksingen), ātərdəhōͅgəš[u}olgo[i}n (Martenslinde), h’ is a.tər də hoͅ.əgəschoͅ.əl gəwis (Borgloon), h⁄es achter də hage schole geweeëst (Velm), achter de heggen blijven liggen: achtər də[e}kə blivə lə[i}kə (Rotem), achter de heggen lopen: achtər də hēgə loͅwpə (Opgrimbie), achter de heggen naar de school gaan: achtər də heͅggə nø͂ͅ də schol gø͂ͅn (Peer), barret houden: [sic]  barret haotĕ (s-Gravenvoeren), bommelen: Van Dale: bommelen, 5. (gew.) spijbelen.  bômmele (Guttecoven), de hei omgaan: de hei omgoon (Ulestraten), de nachtegaal tjokken: de nachtegaal tjokk(n) (Stein), de school plenken: de sjoeël plenke (Kerkrade), de school verplenken: de school verplènke (Waubach), de sjoeĕl verplenke (Eygelshoven), de sjoel verplengke (Kerkrade), de school versteken: dat kink had jister de sjoël versjtoache (Bocholtz), de sjoel versteache (Kerkrade), de sjoeəl versjteiəkə (Eys), de sjōēwl versjtêjeke (Eys), də sjōēl vərsjtēkə (Voerendaal), sjool verstèke (Haelen), van de choal vershteake (Puth), père  de sjoel versjtèche (Simpelveld), de school verzieken: də schoeël vərsiekə (Venlo), erlangs strijken: d⁄r langs strieke (Beesel), haagje piep doen: hoͅ:chskə pi.p du.n (Leopoldsburg), haagscholen: haagscholen (Lommel), ha͂kschoele (Maasbree), haagscholen gaan: haachschoolə gon (Kermt), haagschool: ha:chscho.l (Stokrooie), ha:gskool (Niel-bij-St.-Truiden), haagschool (Heusden, ... ), hoogchool (Hoelbeek, ... ), haagschool doen: haagschool doen (Donk (bij Herk-de-Stad), ... ), hāxskoldown (Paal), haagschool gaan: haagschool gaan [gən} (Paal), hāxsxōlgoͅn (Beringen), haagschool houden: āchšulā[u}wə (Rotem), ha:chscho:l ha:uə (Kwaadmechelen), haagschole hage (Kuringen), haagschole houden (Kuringen), haagschool hauwe (Heppen), haagschool houdem (Kuringen), haagschool houden [ho:n} (Paal), haagschool hâan (Sint-Truiden), haochschōl hɛ̄əv⁄n (Tessenderlo), haogschool hijëven (Tessenderlo), haogschōl hāvĕn (Oostham), hāgschōl ha[o}ŭwən (Sint-Huibrechts-Lille), hāxsxōl hāgə (Houthalen), ho:chsjuəl ha:gən (Diepenbeek), hōgsxōl hāvə (Beverlo), haagschool houden  hoͅ:gschol hɛijəvə (Tessenderlo), haarpiep: [sic]: geraakt in onbruik, kinderen doen het omzeggens niet meer  haarpiep (Leopoldsburg), hagen gaan: haogə goin (Mielen-boven-Aalst), hagenscholen: haegeschole (Kozen), hagescholen (Lommel), hoagechoeële (Overrepen), ho‧gə schulə (Hoepertingen), a is dof  hageschoële (Zepperen), hagenschool: haageschool (Bocholt), haegeschool (Sint-Lambrechts-Herk), hageschool (Berg, ... ), hogeschool (Vlijtingen), hōgeschool (Jesseren), hoͅgəšuəl (Vliermaal), an zoals in het Franse woord un an  hangeschool (Vechmaal), de a van in het Franse woord dans (in)  haggesjoel (Neerrepen), eerste o als in encore  hogesjwol (Grote-Spouwen), hagenschool doen: hageschool doen (Berlingen, ... ), hoͅ:gəsjwoil dun (Tongeren), hagenschool gaan: haageschaal gaan (Wellen), hage school gaan (Houthalen), hageschool gaan (Berlingen, ... ), həgašūl gon (Koninksem), hagenschool houden: hageschool houden (Groot-Gelmen), hōgəšŭ[e}l hāgə (Vliermaal), hōͅgəšoəl hagə (Kortessem), hoͅgešo[e}l hâgen (Bilzen), niet veel gebruikt  hogəšwoil hougə (Tongeren), hagenschool lopen: haageschooəl louupe (Gotem), hāyəsjōl lōpə (Genk), hazen: hauze (Sint-Truiden), oͅ.əzə (Sint-Truiden), oͅ:zə (Sint-Truiden), hazen gaan: haze gaan (Wijer), hoazen go.en (Nieuwerkerken), oͅ:sə goͅin (Sint-Truiden), vgl. Sint-Truiden Wb. (pag. 179): oaze, spijbelen.  haozə goͅin (Sint-Truiden), hōͅzə gon (Sint-Truiden), oaze gŏan (Sint-Truiden), ōͅzə goͅ[i}n (Sint-Truiden), heggenschool: egəsūəl (Kinrooi), ekkechōel (Dilsen), heggeschool (Eisden, ... ), hegheschool (Ophoven), hegəsjoͅ:əl (Genk), hɛgəskoͅ:əl (Meeuwen), eerste e als in het Franse est  hegəsju.əl (Dilsen), vgl. Meerlo-Wanssum Wb. (pag. 134): hegschol, hegschol halde, haagschool houden, stiekum niet naar school gaan. Ook: hekschol.  hekse schol (Wellerlooi), heggenschool doen: heggeschool doen (Eksel), hegəsxoͅəl don (Bree), hɛgəšaol dōn (Rekem), heggenschool hebben: hɛgəsjoͅ:l hɛbə (Opgrimbie), heggenschool houden: ĕkkə šūl aūwə (Eisden), h(tm)jəšo͂ͅl hauwə (Lozen), hegesxol hawən (Overpelt), heggeschool hawe (Gruitrode), heggeschool hāwen (Sint-Huibrechts-Lille), heggeschool houden (Neeroeteren), heggeschool houwen (Grote-Brogel), heggeschool hän (Wijchmaal), heggesjoel haoie (Heel), heggesjoel haoje (Kessel), heggəšaol hayən (Opglabbeek), hegəsxōl hēn (Eksel), heͅggəschōəl hāwən (Hamont), heͅgəschol hawə (Hamont), hèkkesjool hoaje (Kessel), hɛ.igəsjoͅəl ha.wwə (Opglabbeek), hɛgəsjoͅ:l hauwən (Bree), hɛəyəsjoͅ:l hauwə (Gellik), heggenschool plenken: heggesjoel plenke (Heel), heggenschooltje doen: ekə šølkə dōn (Rekem), hɛgəšaolkə dōn (Rekem), hegschool: hekshoeal (Banholt), hèkschoal (Blerick), hə[y}k⁄scho[ū}əl (Molenbeersel), hegschool houden: h(tm)gsxōl hāwən (Neerpelt), h(tm)gšōͅl hawə (Lozen), hekschoel halden (Arcen), hekschoel hōlde (Lottum), hekschoeəl hālde (Horst), hekschol haalde (Venray), hekschol halden (Oirlo), hekschool halden (Horst), hekschool halen (Bergen), hekschool haôlden (Mook), hekschooəl halde (Arcen), heksgōēl haldə (Hout-Blerick), heksjoeəl hoajə (Helden/Everlo), heksschool halden (Wanssum), heksschool houden (Broekhuizen), heksschōēul halde (Meterik), hēkshŏl haalde (Well), hĕkschŏl halde (Merselo), hĕksjoeël hoaë (Helden/Everlo), heͅgschōl hāwən (Sint-Huibrechts-Lille), hèkschoal halde (Grubbenvorst), hèkschoeel halde (Lottum), hèkschol halde (Afferden), hèkschol hālde (Blitterswijck), hèkschŏl haalde (Gennep), hèkschŏl halde (Swolgen), hèksjoël haoje (Baarlo), hèksjōēl hoaë (Panningen), hɛchscho:l ha:n (Peer), hɛgschool ha.uwə (Overpelt), le van hale is niet te lezen,ha(le?)  heksschol hale (Wellerlooi), vgl. Meerlo-Wanssum Wb. (pag. 134): hegschol, hegschol halde, haagschool houden, stiekum niet naar school gaan. Ook: hekschol.  heks schōl gehalde (Meerlo), klenderen: klenjere (Puth), langs de school foezen: langs de sjooil gefoesj (Klimmen), langs de sjooël foesje (Oirsbeek), langs jen zjoeəl jəfōēzjt (Vaals), langs de school loetsen: lengs gen schoel loetsche (Montzen), langs de school lopen: langs de schoel gelaope (Gulpen), langs de schoewel loope (Welkenraedt), langs de sjaoel loupe (Houthem), langs de sjooil gelaope (Klimmen), langs gen schoeêl loape (Gulpen), langs gen sjōēl loope (Mechelen), langs jən zjoeəl jəlóófə (Vaals), langs te sjwaal loupe (Berg-en-Terblijt), lans gən sjoe[oo}əl loopə (Montzen), laŋs chen schuel lôpe (Montzen), laŋs gən šyəl lōfə (Vaals), langs de school pritsen: ’t hat zich langs de sjoël geprietsjt (Mheer), langs de school strijken: (zich) langs de schoel strieke (Blerick), langs de jooel sjtrieke (Doenrade), langs de schoel schtrieke (Belfeld), langs de school strijken (Steyl), langs de schōēl streeke (Steyl), langs Ú’n sjoeèl sjtrieke (Heerlen), zich langs de sjoal sjtrieke(n) (Schinveld), langs de school stritsen: langs de school stritsen (Schinveld), vgl. Sittard Wb. (pag. 409): sjtritse, gappen.  zich langs de sjoel sjtritse (Merkelbeek), langs de school verstrijken: z. langs gen schoeel verštrieke (Brunssum), langs lopen: lans lope (Vijlen), liggen blijven: liggen blijven (Dorne), lĭggə blīvə (Lanaken), neven de school strijken: zich naeve de schoël strieëke (Blerick), op de straat lopen: op ë stroat loupë (Lanklaar), plenken: planken (Keent), plengke (Maastricht), plengkə (Heythuysen), plenke (Amby, ... ), plēnkə (Amby), plĕnke (Heer, ... ), pläänke (Sint-Pieter), plènke (Hushoven, ... ), plɛ.ŋkə (Kanne), vgl. Roermond Wb. (pag. 224): plenke* = spijbelen.  plenken (Roermond), poffen: poefe (Asenray/Maalbroek), ranen: rane gâon (Hasselt), ranen (Kermt), vgl. Hasselt Wb. (pag. 460): spijbelen, rane, rane goa.n. Kil. randen, omittere institutum opus (het opgelegde werk nalaten S. randen, rannen. z. De Cock & Teirlinck, dl. VII, pag. 185-193, vooral pag. 190.  rānə (Hasselt), scholenpoffen: sjo:ləpufə (Zichen-Zussen-Bolder), schoolplenken: schoeelplènke (Weert), spijbelen: sjīēbələ (Buchten), speibele (Limbricht), speikelen (Broekhuizen), spijbele (Tungelroy), spijbələ (Heythuysen), ps. invuller twijfelt over dit antwoord.  spiebele ? (Sevenum), stiekem uit de school blijven: sjtikkum oet de sjool blieve (Einighausen), stiekem oet de schoël blieve (Maasbree), stiekum uit de school gebleven (Roosteren), stiekum oet schōōl blieve (Ospel), stil uit de school blijven: sjtil oette sjôôl blieve (Buggenum), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  stil oet te schôal blieve (Stevensweert), uit de school blijven: oet de chaol blieven (Mechelen-aan-de-Maas), oet de schoeal blieve (Hunsel), oet de sjoal blieve (Buchten), oet de sjool blieve (Einighausen), oet de sjoàl blieve (Valkenburg), oet te sjwaal blieve (Berg-en-Terblijt), oette sjoeal blieve (Heel), uit de school blijven (Dorne), uit de sjool blieve (Sittard), uit de school plenken: zich oet te sjoel plenke (Maasbracht), uit de school steken: oet de schoal stêke (Linne), oet de schoil stêke (Echt/Gebroek), oet de school stêken (Sint-Odiliënberg), oet de sjoeoal stèke (Stevensweert), oet de sjooal stèke (Echt/Gebroek), oet de sjool stèke (Montfort), oet də sjoeal stèkə (Pey), zich oet de sjoal sjteke (Posterholt), zich oet də sjoeəl sjtekə (Putbroek), zich oete sjoail stèke (Grevenbicht/Papenhoven), uit de school versteken: (zich) oet de sjoal verstèke (Nuth/Aalbeek), oet de schoal versjteken (Geleen), oet de sjooel verstêke (Susteren), zich oet de schooal verstêke (Lutterade), zich oet de sjoal versjtêke(n) (Schinveld), zich oet te sjoel verstèken (Maasbracht), zich out de sjooel verstêke (Schinnen), uit de school verzieken: zich oet də schoeël vərsiekə (Venlo), uit school blijven: oet school blieve (Amstenrade), uit school versoppen: vgl. Venlo Wb. (pag. 274): versoppe, verbergen.  oet schoel versoppen (Venlo), versoppen: vgl. Venlo Wb. (pag. 274): versoppe, verbergen.  versoppe (Venlo), versteken: verstèke (Herten (bij Roermond)), zich versjtêke (Klimmen), verstrelen: oet schoel versrielen (Venlo), [sic; *k]  verstriele (Venlo), vertikken: vertikke (Venlo), zeveren?: zeevere (Epen), zeivere (Heek), zijvere (Geleen), zwebelen: [sic]  žwēbĕlĕ (s-Gravenvoeren) Hoe noemt men het heimelijk, zonder medeweten van de ouders, wegblijven van school? [Lk 03 (1953)] || spijbelen [SGV (1914)] || Spijbelen (de school ontlopen, achter de hagen schoolgaan). [ZND 07 (1924)] || spijbelen (in het geheim de school verzuimen) [ZND B1 (1940sq)] || wegblijven van school: Hoe noemt men heimelijk, zonder medeweten van de ouders, ---? [DC 24 (1953)] III-3-1
spijker, nagel nagel: nāgǝl (Blitterswijck, ... ), nāl (Bleijerheide, ... ), nīǝgǝl (Wellen), nǭ.gǝl (Zonhoven  [(meervoud: niǝgǝl)]  ), nǭgǝl (Gronsveld  [(meervoud: nē̜ǝgǝl)]  , ... ) In het algemeen het puntige, metalen staafje, waarmee iets vastgezet kan worden. [monogr.] II-12
spijkerbak nagelbak: nāgǝlbak (Mechelen, ... ), nǭgǝlbak (Tessenderlo), nagelenbak: nāgǝlǝbak (Herten), nē̜gǝlǝbak (Posterholt), nē̜gǝlǝnbak (Castenray, ... ), nē̜ǝlbak (Bleijerheide), nǭgǝlǝbak (Tessenderlo) In vakjes verdeelde bak waarin de verschillende soorten spijkers en schroeven kunnen worden bewaard. [N 54, 23; monogr.] II-12
spijkerbroek blauwe boks: i.e. blauwe broek.  blō boks (Hechtel), fluitjesbroek: flèètjesbruk (Eigenbilzen), jeans: dzjiens (Meeuwen), jeans (Eigenbilzen, ... ), jeans ! (Mheer), jeans (bōks) (Dilsen), zjiens (Veldwezelt), zjieëns (Maaseik), zjiêns (Kanne), zjīēns (Kuringen, ... ), ží:ns (Kinrooi), ẓe.ns (Diepenbeek), De informant, Xavier Staelens, geeft aan: "het zal wel [dzi:ns] zijn; overigens spreekt de jeugd in Hasselt nog nauwelijks dialekt".  dẓi:ns (Hasselt), Djiens.  jeans (Alken, ... ), Doah is giehjen dialect veehr.  jeans (Peer), jeansboks: jeans (bōks) (Dilsen), jeansbok (Geistingen), jeansboks (Eksel, ... ), jeansbōks (Genk), jeansbòks (Maaseik), zjeens boks (Hechtel), zjiensbóks (Kinrooi), zjiênsbóks (Bree), žinzboks (Lommel, ... ), Spelling: <`> = sjwa.  zjieënsbóks (Bocholt), Vroeger: texasbóks.  jzie:nsbóks (Kaulille), jeansbroek: jeans brok (Houthalen), jeansbroak (Zonhoven), jeansbroek (Gors-Opleeuw, ... ), jeansbrook (Rekem, ... ), jeansbrŭk (Sint-Truiden), jiensbroek (Hoepertingen), zjiensbroek (Tongeren), zjiensbrook (Uikhoven), zjiênsbrook (Mechelen-aan-de-Maas), zjînsbroek (Hoeselt), Modernisme.  zjiensbroek (Bilzen), Van 013b, 013c is de informant niet zeker ("geen dagelijks contact").  žinsbrok (Genk), jeanse broek: *jeansen broek, niet jeansbroek.  dzjiense broék (Gors-Opleeuw), kwade broek: koj broek (Bilzen), punaisebroek: pønɛ.zəbrok (Diepenbeek), puttersbroek: Spotnaam, i.e. mijn werkersbroek. Oudste generatie.  pöttersbróek (Gors-Opleeuw), spijkerboks: sjpiekerboks (Beesel), sjpijkerbōks (Limbricht), sjpijkerbŏŏks (Baexem), sjpijkerbòks (Waubach), spei̯kəRbooks (Meterik), spijkerboks (Achel, ... ), spijkerbooks (Maasbree), spijkerbŏks (Ell), spijkerbòks (Tungelroy), spijkerbóks (Geistingen), spijkerbôks (Echt/Gebroek, ... ), spéjkərbóks (Meijel), spijkerbroek: sjpeikərbrook (Berg-en-Terblijt), spiekerbrook (Maastricht), spijkerbroek (Vliermaal), spijkerbrook (Geleen, ... ), sportboks: Zou evt. ook sporsboks kunnen zijn [inform. heeft onduidelijke -t].  sportboks (Arcen), texasboks: texasbòks (Eksel), tèksesboks (Eksel), turksleren broek: térkslaere broek (Bilzen), werkbroek: wêr(re)kbroek (Bilzen) Spijkerbroek [N 114 (2002)] || Spijkerbroek (jeans). Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)] || Spijkerbroek [spijkerbroek, -boks, jeansbroek, jeans] [N 114 (2002)] III-1-3
spijkeren nagelen: nagelen (Eksel, ... ), nexǝlǝ (Buvingen, ... ), nexǝlǝn (Zolder), neǝlǝ (Bleijerheide, ... ), nixǝlǝ (Aalst, ... ), nāgǝlǝ (Bree, ... ), nē.gǝlǝ (Amby, ... ), nēg(ǝ)lǝ (Borgloon), nēgǝlǝ (Eisden, ... ), nēgǝlǝn (Hamont), nēǝgǝlǝ (Lanklaar), nē̜.gǝlǝ (Opgrimbie, ... ), nē̜gǝlǝ (Castenray, ... ), nē̜xǝlǝ (Koninksem, ... ), nē̜ǝgǝlǝ (Gronsveld), nęgǝlǝ (Hamont, ... ), nęxǝlǝ (Bilzen, ... ), nęxǝlǝn (Peer), nīgǝlǝ (Rotem, ... ), nīǝgǝlǝ (Bree  [(vero)]  , ... ), nōgǝlǝ (Berverlo), nǫgǝlǝ (Vliermaal), nǭgln (Tessenderlo), nǭgǝlǝ (Bilzen, ... ), nǭgǝlǝn (Oostham), nɛ̄gǝlǝ (Blitterswijck, ... ) Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.] II-12
spijkergat nagelgat: nāgǝlgat (Ottersum), nāgǝlgāt (Herten, ... ), nagelkot: nǭgǝlkot (Tessenderlo), nǭgǝlkūt (Bilzen), nagellok: nāgǝllǭk (Mechelen), nagelslok: nālslǭx (Bleijerheide) Het gat dat ontstaat, wanneer een spijker uit het hout wordt getrokken. [N 54, 25; monogr.] II-12
spijkerjas jak: jek (Ell, ... ), jakje: jekske (Eigenbilzen), jasje van staven: e jeske van staajve ketaun (Bilzen), jeansfrak: zjiensfrák (Tongeren), jeansjak: zjiens-jék (Stramproy), jeansjas: jeans jas (Houthalen, ... ), jeansjas (Alken, ... ), ží:ns jas (Kinrooi), Een gewone jas is een palteau.  jeansjas (Jeuk), Spelling: &lt;`&gt; = sjwa.  jzie:nsjas (Kaulille), jeansjasje: dzjiensjeske (Meeuwen), jeans jaske (Zolder), jeans jeske (Dilsen, ... ), jeansjaeske (Zutendaal), jeansjaske (Genk), jeansjeske (Achel, ... ), jeansjèske (Eksel), zjeens jeske (Hechtel), zjiensjeske (Bilzen, ... ), zjiensjéske (Veldwezelt), zjieënsjeske (Maaseik), zjiênsjeske (Bree, ... ), Spelling: &lt;`&gt; = sjwa.  jzie:nsjeske (Kaulille), zjieënsjeske (Bocholt), jeansjekker: jeans jekker (Dilsen), jeanspaletot (<fr.): jeanspalto (Hoeselt), zjînspaltô (Hoeselt), jeanspit: jeanspit (Wellen), Een jas is een pit.  jienspit (Hoepertingen), jeanspitje: zjienspitsje (Bilzen), jeansvest: zjiensvês(t) (Tongeren), jekker: jekker (Maaseik, ... ), pitje van staven: e pitsje van staajve ketaun (Bilzen), spijkerjas: sjpiekerjas (Beesel), spijkerjas (Geleen, ... ), spijkerjasje: sjpeikerjeskə (Berg-en-Terblijt), sjpijkerjeske (Baexem, ... ), spei̯kəRjeskə (Meterik), spijkerjeske (Echt/Gebroek, ... ), spijkerjäske (Simpelveld), spijkerjéskə (Geistingen), spéjkərjèskə (Meijel), sportjas: sportjas (Arcen), texasjasje: teksesjeske (Eksel) Spijkerjasje [spijkerjas, jeansjas, jek] [N 114 (2002)] || Spijkerjasje. Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)] III-1-3
spijkerpak in jeans: in zjiens (Kinrooi), jeansensemble?: jeansansamble ? (Genk), jeanskostuum: dzjienskostuum (Meeuwen), jeans kestum (Alken, ... ), jeans kostuum (Zolder), jeanskestim (Bilzen), jeanskestum (Eigenbilzen, ... ), jeanskestuum (Stokkem), jeanskostum (Geistingen, ... ), jeanskostuum (Achel, ... ), jeanskostūm (Zutendaal), jienskestum (Hoepertingen), zjeens kestuum (Hechtel), zjienskestum (Bilzen), zjienskëstum (Tongeren), zjieënskestum (Maaseik), zjiênskestuum (Mechelen-aan-de-Maas), zjînskestum (Hoeselt), žinzkəstym (Lommel), ží:ns kəstym (Kinrooi), Doffe [e]; klemtoon op -tim.  jeanskəstim (Eigenbilzen), Spelling: &lt;`&gt; = sjwa.  jzie:nsk`stuûm (Kaulille), zjieënsk`stuum (Bocholt), jeanspak: jeanspak (Grote-Spouwen, ... ), jeanspàk (Venray), zjiênspak (Kanne), Jas en broek.  jeans pak (Houthalen), jeanspakje: zjienspekske (Veldwezelt), jeanstweestuk?: jeans tweestuk ? (Genk), spijkerpak: idem (Simpelveld), sjpeikərpak (Berg-en-Terblijt), sjpiekerpak (Beesel), sjpijkerpak (Baexem, ... ), spei̯kəRpak (Meterik), spijkerpak (Echt/Gebroek, ... ), spijkerpàk (Venray), spéjkərpak (Meijel), zelfde uitdrukking (Echt/Gebroek), Volledig: neologismen.  spijkerpak (Geistingen), spijkerpakje: spijkerpekske (Ell), texaskostuum: tèkseskestuum (Eksel) Spijkerpak [spijkerpak, jeanspak, spijkerkostuum, jeanskostuum] [N 114 (2002)] || Spijkerpak. Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)] III-1-3