e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
speciale lokroepen allez, kom gauw: alleé kom gauw (Tongeren), allez, kom, allez, kom: alez-kôôm - alez-kôôm (Eisden), koer: koer (Meijel), kom: kòm (Echt/Gebroek), kom dan: Ja kom den (Beesel), kom gauw: kómgauw (As), kom in: ko.m ē.n (Eys), kom in, kom, kom: kom i, kom kom (Wijlre), kom jong: kom jong (Tongeren), kom jong, kom: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  kom-joeng-kom! (Bilzen), kom jongens: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  kom jônges (Wanssum), kom maar: Ja kom mer (Beesel), ko.m m‧ɛr (j‧oͅŋ) (Eys), kom mar (Venray), kom maar, jong: kom mar jòng (Sevenum), kom mannetje: kom, maneke (Tongeren), kom vrouwtje: kom, vrauke (Tongeren), kom, kom: Ja kom, kom (Beesel), kom kom (Kortessem), kom, kom (Sint-Pieter), kom-kom (Houthalen), koom koom (Doenrade), kóm! kóm! (Klimmen), k‧oͅm, k‧oͅm (Eys), Opm. letterlijk overgenomen, zoals invuller het genoteerd heeft!  kom-kom (sloeber) (Jesseren), kom, kom, kom: kom kom kom (Eys, ... ), kom, kom, kom (Geleen), kom-kom-kom enz. (Koersel), kómkómkóm (As), kôôm-kôôm-kôôm (Eisden), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  kom-kom-kom! (Bilzen), Opm. v.d. invuller: zit(ten)de duif/duiven eenmaal op het dak, dan wordt er ook vaak tegen ze gepraat in de zin van "alè jong wattunks dig, zòste neet èns i-komme"of "würt t dich neet ûs tiët"enz. ("op het hok"wordt veel "met"de duiven gepraat).  kom-kom-kom (Doenrade), kom, kom, kom, kom, mannetje: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  kóm, kóm, kóm - kóm ménneke (Zolder), kom, kom, kom, mannetje, kom: kom, kom, kom menneke, kom (Mielen-boven-Aalst), komme: kômme! (Swalmen), whoe, whoe: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  whoe whoe (Grathem, ... ) Hoe zegt men: het roepen van de duiven? [N 93 (1983)] || Kent U speciale lokroepen? Hoe luiden die? [N 93 (1983)] III-3-2
speciale losvrachtwagen cabine-expres: (toegift).  kabine-expren (Tongeren) speciale kamion; er kan gelost worden, zonder dat de korven afgeladen moeten worden [N 93 (1983)] III-3-2
speciebord blik: blek (Ell  [(alleen van metaal)]  ), bord: bort (Meeuwen), bred: brēt (Kaulille), bredje voor specie: brētjǝ vø̄r spēsi (Neeritter), handbred: hantj˱brē̜t (Brunssum), hant˱bręt (Ubachsberg), handtroffel: hanttrofǝl (Maaseik), lood: lū.at (Jabeek), loodblok: lut˱blǫk (Lummen), mortelblik: mǫrtǝlblęk (Lommel), mortelblikje: mǫrtǝlblękskǝn (Lommel), mortieplank: mǫrtiplāŋk (Alken), palet: palęt (Ulestraten), palɛt (Beek), plɛt (Zepperen), plaat: plǭt (Kuringen), plakbred: plak˱brējǝt (Stokrooie), plak˱brēt (Sint-Truiden), plakplank: plakplaŋk (Rothem), plakpláŋk (Diepenbeek), plakplāŋk (Eijsden, ... ), plaksbredje: plaks˱brētšǝ (Sint-Truiden), plakspaan: plakspǫ(w)ǝn (Beverst), plakspǫ(w)ǝr (Beverst), plɛkspowr (Beverst), plɛkspǭn (Tessenderlo), plankje: plankje (Belfeld), pleisterplank: pliǝstǝrplaŋk (Klimmen), plēstǝrplaŋk (Sittard), pleisterstoel: plīstǝrštōl (Kerkrade), pleisterstoeltje: plestǝrštø̄lšǝ (Vaals), plekbek: plɛk˱bɛk (Koersel), plekberd: plɛk˱bɛrt (Lommel), plɛk˱bɛt (Paal), plekbord: plɛk˱bort (Kaulille, ... ), plɛk˱bǫrt (Achel), plekplank: plɛ ̝kplāŋk (Rekem), plɛkplaŋk (Hoeselt), plɛkplāŋk (Limmel), plekschotel: plɛkšōtǝl (Hoeselt), plekspade: plɛkspǫj (Tongeren), schuurplank: sxōrplaŋk (Blerick), slicht: slext (Herten  [(van hout)]  , ... ), smeerbred: šmīrbręt (Vaals), smeerplank: šmīrplaŋk (Waubach), spaakbord: spāk˱bǫrt (Ottersum), spaarbord: spārbǫrt (Maasbree, ... ), špārbǫrt (Helden, ... ), spaarplank: spārplaŋk (Stein), spatbord: špat˱bǫrt (Heythuysen), spatbred: spat˱brēt (Neeritter), speciebord: spēsibǫrt (Leuken), specieplank: spēsiplaŋk (Middelaar), sperplank: spɛrplaŋk (Weert), spervel: špęrǝvǝl (Klimmen), špɛrvǝl (Sittard  [(meervoud: špɛrvǝlǝ)]  , ... ), sperwer: sperwer (Montfort), špęrwęr (Schimmert), špɛrwɛr (Herten, ... ), spijsbord: špīs˱bǫrt (Heythuysen), spijsbred: špi.s˱bręt (Waubach), špīs˱bręt (Eys), spijsbredje: spīs˱brētjǝ (Montfort), spijsplank: špīsplaŋk (Klimmen, ... ), spijsplankje: spīsplɛŋkskǝ (Obbicht), spirwî/spèrwi: spīriwi (Hasselt  [(draagbak met pleisterspecie die de stucadoor op de knie houdt)]  ), strijkplank: strīkplaŋk (Opglabbeek), voegbak: vūx˱bak (Tessenderlo), voegblad: vux˱blāt (Haler), vūx˱blat (Venray  [(voor voegwerk)]  ), voegblok: vux˱blǫk (Weert), voegbord: vōx˱bǫrt (Susteren), vūx˱bǫrt (Meijel), voegbred: vux˱bręt (Vaals), vȳx˱brī(j)ǝt (Wellen), vōx˱brē̜t (Dieteren), vōx˱bręt (Kerkrade), voegplaat: vōxplāt (Beek, ... ), vōxplǭt (Rijckholt), vūxploat (Houthalen, ... ), vūxplǭt (Bilzen), voegplank: vōxplaŋk (Boorsem, ... ), vōxplāŋk (Maastricht, ... ), vǫwxplaŋk (Sittard), voegschopje: vōxšøpjǝ (Kerkrade), voegtablet: vūxtablęt (Gelieren Bret) Rechthoekig plankje met aan de onderzijde een handvat, van waaraf men de specie tegen de muur strijkt of in de voegen drukt. Zie ook afb. 87. De 'sperwer' bestaat uit een houten draagvlak dat is gemonteerd op een houten steel die naar onderen toe breder uitloopt en zo is uitgehold dat men hem op een knie kan zetten. Het draagvlak is bestemd voor de specie waarmee het plafond werd bepleisterd. De 'sperwer' werd in Q 121 ook 'pleisterstoel' genoemd (Lochtman, pag. 22). [N 30, 10; N 30, 9; monogr.] II-9
speculaas klaasje: klø͂ͅskə (Gennep, ... ), klaasmannetje: klaosmenneke (Castenray, ... ), klaasmop: klaosmoppe (Ottersum), klōͅsmoͅp (Gennep, ... ), print: print (Simpelveld), printenman: Verklw. printemenke  printeman (Heerlen), speculaas: schpekelaas (Heerlen), sjpeculaoës (Eijsden), sjpeekuulaas (Eys), sjpekelaasj (Oirsbeek), sjpekelaats (Kerkrade), sjpekulaas (Gulpen), sjpikkelaas (Heerlen, ... ), sjpikkelaasj (Geleen), sjpiklaas (Sittard), sjpèkulaas (Wittem/Partei), speclaos (Genk), speculaas (Cadier, ... ), speekelaos (Berbroek), spekelaas (Beek, ... ), spekelaos (Oost-Maarland), speklas (Stokrooie), speklās (Hasselt), spekulaas (Noorbeek), spekəlas (Stokrooie), spekəlōͅs (Gennep, ... ), spekəloͅs (Bevingen), speʔəlōͅs (Kwaadmechelen), speͅi̯külo:ws (Melveren), spikeloos (Sint-Truiden), spikkeloos (Sint-Truiden, ... ), spiklaas (Arcen), spékelaas (Voerendaal), spəkla͂.s (Hasselt), sjpeklaase man: speculaaspop, - figuur  sjpeklaase (Sittard), Syst. Frings  spēkeluəs (Hasselt), Syst. Frings Specialiteit van de stad. Ingrediënten: bloem, donkere cassonade, kaneel, boter, gistpoeder en speculatiekruiden  speklās (Hasselt), Syst. WBD  sjpikkelaas (Kerkrade), speculaaskoek: spekloasiekòk (Genk), speculaasman: sjpikkeläosiemaan (Gronsveld), speculatie: sjpeeklaasie (Herten (bij Roermond)), sjpekelaasje (Ulestraten), sjpeklasie (Baarlo), sjpekulasie (Tegelen, ... ), sjpekulatie (Tegelen), sjpĕĕklaasie (Panningen), sjpikkeläosie (Gronsveld), sjpikklasie (Swalmen), sjpikkəla‧sie (Melick), spe.kəlati (Rekem), spe:kəloͅsə (Munsterbilzen), specelatie (Maastricht), speculaasje (Stein), speculatie (Helden/Everlo, ... ), speekelaasie (Neeroeteren), spekelaosie (Gronsveld), spekelatie (Susteren), spekkelatie (Blerick), speklaasie (Hout-Blerick), speklasie (Maaseik, ... ), spekloasie (Genk), spekulasie (Noorbeek), spekuloͅsə (Mal), speküla.sü (Zepperen), speʔəlasij (Lommel), spēkəlasi (Bocholt), spēkəlōͅsi (Neerpelt), speͅʔəlasji (Lommel), spik klaasje (Maasbracht), spikelasie (Heugem), spikeloasi-j (Beverlo, ... ), spikkelaasie (Maastricht, ... ), spikkelaose (Diepenbeek), spikkelasie (Echt/Gebroek, ... ), spikklasie (Maastricht), spikklássie (Castenray, ... ), spiklasie (Heythuysen, ... ), spikloasie (Hamont), spëklôsë (Hoeselt), spəklaāsi (Bocholt), spəklōͅse (Houthalen), E menneke van spik(ke)lasie of e spikkelasiemenneke  spikkelasie (Maastricht), hard, droog, gekruid gebak  spekəlāsi (Meeswijk), Lözje ¯ne brok spikkelaasie  spikkelaa’sie (Altweert, ... ), Pak dich e sjtökske sjpeklasiej  sjpəklasie:j (Roermond), Syst. WBD  spikkelassie (Oirlo), spikklaasie (Velden), Zowel als soortnaam als één exemplaar  spikkelasie (As, ... ), speculatiekerel: spikklássiekél (Castenray, ... ), speculatiekoek: spekəla͂sikok (Helchteren), spikkelaosekók (Diepenbeek), spikkelasiekook (As, ... ), spəkla͂.səkuk (Hasselt), speculatiemannetje: sjpeklasiemenke (Roermond), speklasiemenke (Venlo), speʔəlasijmänəʔən (Lommel), spikkelasiemenneke (As, ... ), spiklasiemennekes (Meijel), Syst. Veldeke Spekulaas  speklasiejmenneke (Kinrooi), Syst. WBD  speekelaasiemenkes (Neer), Syst. WBD Ein ~ is een stukje speculaas van welke vorm dan ook. Het is altijd een speklasie-menke.  speklasie-menkes (Venlo), speculatiemop: speʔəlasijmop (Lommel), speculatiepopje: speklasiepöpke (Venlo), speculatius: sjpekelatius (Bleijerheide), špēkəlātseəs (Eupen) bruine harde koek inz. Sinterklaasgebak || speculaas [N 29 (1967)] || speculaasje || speculaaskoek || speculaaskoekje || speculaasmanneke || speculaasmannetje || speculaaspop || speculatie || spekulaas || Welke benamingen kent u voor koekjes (kaffekoekje, sterreke, waterpletske, peekverjenneke, knapkoek?) Wat zijn de verschillen tussen deze? [N 16 (1962)] III-2-3
speculaasplank deegprent: dēchprēnt (Ottersum), figuurplank: figuurplank (Blerick), mal: mal (Brunssum), plank: plaŋk (Reuver), prent: prent (Oost-Maarland), prēnt (Blitterswijck, ... ), pręnt (Hasselt), prentevorm: prentǝvǫrm (Bleijerheide), seculatieprent: speklāsiprent (Arcen), spekylāsiprent (Heythuysen), snijvorm: šnivorm (Kerkrade), speculaasplank: speculaasplank (Stein), spekylāsplaŋk (Koningsbosch), spekǝlāsplaŋk (Brunssum), špekylās plāŋk (Noorbeek), špekǝlāspla.ŋk (Malden), šplaŋk (Geleen), špɛkylāsplaŋk (Wittem), speculaasplankje: %%meervoud%%  speculaasplankjes (Cadier), speculaasprent: spekylāsprent (Maasbracht), speculaasvorm: spe?ǝlǭsførm (Kwaadmechelen), speculaasvorm (Neeritter, ... ), speklǭsvɛrm (Genk), spekǝlāsvø̜rm (Heugem), spēkǝlāsvorm (Beek), spēkǝlāsvø̜rǝm (Maastricht), špekylāsvǫrm (Gulpen), špekylǭsvø̜rm (Ulestraten), špekǝlās vǫrm (Voerendaal), speculatieplank: spøklāsiplaŋk (Bocholt), spēkylǭsīplaŋk (Neerpelt), spǝklāsiplaŋk (Blerick, ... ), špeklasiplaŋk (Herten), špeklāsiplaŋk (Swalmen), špekǝlāšǝplaŋk (Rothem), špęklāsiplaŋk (Panningen), špękylāsiplaŋk (Tegelen), speculatievorm: speklasivø̜̄rǝm (Meijel), spekylāsivǫrm (Heythuysen), spekǝlāsǝvørm (Stokrooie), spēkylǭzǝvørm (Koersel), spę?ǝlǫsivørǝm (Lommel), špekǝlǭsivø̜rm (Gronsveld), špękylāsivorm (Tegelen), speculatievormpje: %%meervoud%%  špekylǭǝsvø̜rmkǝs (Eijsden), vorm: vorm (Amstenrade, ... ), vørm (Houthalen, ... ), vørmǝn (Munsterbilzen), vørǝm (Rekem), %%meervoud%%  vǫrmǝ (Maaseik), vormplank: vormplank (Neeritter), vørmplaŋk (Melveren) De houten koekvorm waarin het deeg voor speculaas wordt gedrukt. [N 29, 90; monogr;] II-1
speculeren aanzien: (= wachten).  aanzeen (As), mazzelen: mazzələ (Meijel), speculeren: schpikkelere (Amby, ... ), schpikuleeru (Brunssum), sjpeculeire (Nieuwstadt), sjpeculere (Reuver, ... ), sjpeculeren (Heerlerbaan/Kaumer), sjpeeculeere (Herten (bij Roermond)), sjpeekeleere (Posterholt), sjpeekəleerə (Epen), sjpekeleerre (Vlodrop), sjpekelere (Haelen, ... ), sjpekeleren (Kerkrade), sjpekəleerə (Hulsberg), sjpekəlerə (Roermond), sjpēēkəlēērə (Nieuwenhagen), sjpikkelaerə (Guttecoven), sjpikkeleere (Geleen, ... ), sjpikkeleerə (Oirsbeek, ... ), sjpikkeleirə (Doenrade), sjpikkelere (Gronsveld, ... ), sjpikkelerə (Oirsbeek), sjpikkelére (Klimmen, ... ), sjpikkəleerə (Beesel, ... ), sjpéculeere (Schaesberg), sjpékulére (Wijlre), sjpïkəlēērə (Reuver), speceleere (Stein), speculeere (Ittervoort), speculeeren (Montfort, ... ), speculere (Blerick, ... ), speculeren (Born, ... ), speculèren (Jeuk), speekuuleerə (Maastricht, ... ), speekŭŭleerə (Maastricht), spekeleerə (Montfort), spekelere (Tungelroy, ... ), spekeleren (Itteren, ... ), spekeliere (Oirlo), spekelére (Venlo), spekuleere (Meijel), spekulere (Echt/Gebroek, ... ), spekuleren (Gulpen, ... ), spekəlerən (Urmond), spiculere (Gulpen, ... ), spikeleiere (Sittard), spikeliere (Venray), spikkeleere (Ell, ... ), spikkelere (Maasbree, ... ), spikkeleren (Eksel, ... ), spikkeliere (Meerlo, ... ), spikkelère (Bree), spikkelèren (Eigenbilzen), spikkeléére (As), spikkulīērə (Gennep), spikkəlee.rə (Kelpen), spikkəleerə (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), spikuleerə (Opglabbeek), spikəleerə (Venlo), spékelere (Maasbree), spékulijrə (Loksbergen), špe.kəl‧ēərə (Eys) kopen, verkopen of wachten met kopen of verkopen in de verwachting winst te maken door stijging of daling van prijzen [lippen, speculeren] [N 89 (1982)] III-3-1
speeksel jodenvet: juddevet (Geleen), koekoek: koekoek (Blerick), kots: kots (Grevenbicht/Papenhoven), koͅts (Lozen), kóts (As), kôots (Swalmen), kôts (Melick, ... ), moedertjeszalf: mŏĕdərkəszàləf (Loksbergen), speeksel: sjpeeksel (Neer), sjpieəksəl (Beesel), sjpiëksel (Merkelbeek), speeksel (As, ... ), speiksəl (Kinrooi), speͅksəl (Sint-Huibrechts-Lille), spiejəksəl (Leopoldsburg), spieksel (Heusden, ... ), spiēksəl (Vliermaal), spiksəl (Loksbergen, ... ), spīksəl (Hasselt, ... ), spīəksĕl (Oostham), spèksəl (Venlo), spekel: WNT: spekel.  spēͅkkel (Koninksem), spij: schpei (Amby), schpie (Schimmert), schpiej (Brunssum), schpuij (Vijlen), schpuj (Heerlerbaan/Kaumer), schpäj (Montzen), schpöj (Montzen), sjpeuj (Epen), sjpie (Geleen, ... ), sjpiej (Doenrade, ... ), sjpiĕ (Oirsbeek), sjpiĕj (Susteren), sjpij (Gronsveld), sjpīē (Amstenrade, ... ), sjpu (Gulpen), sjpui (Kerkrade, ... ), sjpuj (Heerlen, ... ), sjpuu (Kunrade), sjpŭj (Nieuwenhagen), sjpöj (Montzen), spai̯ (Martenslinde), spā.i (Bilzen), spe:j (Opgrimbie), spee (Blerick, ... ), speej (Blerick, ... ), spei (Maastricht, ... ), speij (Eisden, ... ), speijj (Sint-Pieter), spej (Bree, ... ), spey (Caberg), spĕĕj (Oirlo), spĕi (Lanaken), spi (Rotem), spi-j (As, ... ), spie (Beek, ... ), spiej (Montfort, ... ), spij (Eigenbilzen, ... ), spī (Opglabbeek), spīē (Stevensweert), spīj (Amby), spoiə (Riksingen), spuj (Eys), spêj (Rosmeer), spöe (Montzen), spüj (Rekem), špyi̯ (Ingber), špøi (Vaals), špø͂ͅ.i̯ (Eys), [Paragraaf: lichaam]  spi-j (Boorsem), spuug: sjpŭŭg (Mheer), spuug (Gulpen), spuw: spaa (Sint-Truiden), spauw (Vliermaal), spaöe (Velm), spā (Sint-Truiden, ... ), spoouw (Kortessem), spou (Wijchmaal), spouw (Heers, ... ), spow (Hoepertingen, ... ), spōaw (Bommershoven), spōw (Gelinden), spøͅ (Hasselt), špyw (s-Gravenvoeren), tuf: tef (Peer), tif (Gruitrode, ... ), tuf (As, ... ), tyf (Oostham, ... ), tøf (Beringen, ... ), təf (Eksel), tufsel: tøfsəl (Lozen), zever: zeiver (Herten (bij Roermond), ... ), zeivëre (Herten (bij Roermond)), zēīvər (Kapel-in-t-Zand), zie-j-ever (Hamont) kwijl, speeksel || speeksel [ZND 07 (1924)], [ZND B1 (1940sq)] || speeksel uit de mond laten lopen || Speeksel: het mondvocht, afscheiding van bepaalde klieren in de mond (smurrie, tuf, spuw, speek, jodevet, speeksel). [N 84 (1981)] || zever (speeksel) III-1-1
speeksel uitspuwen flirsen: flirse (Sevenum), fluimen: flaimə (Kinrooi), fluime (Maastricht, ... ), flume (Obbicht, ... ), fluume (Houthem, ... ), flūūme (Roermond), flèùme (Wijk), kaatsen: ka:tṣə (Schinnen, ... ), kaatsche (Nuth/Aalbeek), kaatschje (Heerlerheide), kaatsje (Hoensbroek, ... ), fluimen uitwerpen  kaatsche (Heerlen), kitsen: Van Dale: kitsen  kītse (Valkenburg), klarken: klarke (Ell, ... ), klieken: kleeken (Baarlo), koeten: koete (Nieuwenhagen), kōēte (Mechelen), kotsen: kotse (Bunde, ... ), kotsen (Oost-Maarland), kotsə (Blitterswijck, ... ), kōtse (Roosteren), kŏtse (Buggenum), koͅtsə (Lozen), kutsə (Horst, ... ), kòtse (Asenray/Maalbroek), kó.tse (Boukoul), kótse (Venlo), kótsə (Bree), Niet vulgair.  kotse (Grevenbicht/Papenhoven), kwatsen: kwaatsje (Roosteren), kwatsen (Wanssum), rochelen: rochele (Leopoldsburg), roͅchələ (Koersel), sikken: B.v. Hij hit mich im-mie gezicht gesiekt.  sieken (Hamont), WNT: sikken, sub SIK (III), pruimen (pruimtabak) <fr. chique.  sikə (Neerpelt), speekselen: speksələ (Gingelom, ... ), spi̯ksələ (Gingelom), (speekselen)  speksələ (Halen), spietsen: spietse (Kerensheide), spijen: schpeeje (Belfeld), schpeie (Eijsden, ... ), schpeije (Mesch), schpeijen (Amby), schpeuje (Heerlen, ... ), schpieje (Bingelrade, ... ), schpiejə (Swalmen), schpiē-e (Schimmert), schpuie (Epen), schpujen (Bocholtz), schpìèje (Oirsbeek), schpöje (Schaesberg), shpuje (Mheer), sjpeede (Tegelen), sjpeeje (Tegelen, ... ), sjpeie (Steyl), sjpeije (Gronsveld, ... ), sjpeië (Helden/Everlo), sjpejje (Panningen), sjpeuje (Kerkrade, ... ), sjpĕĕje (Panningen), sjpie-e (Einighausen), sjpieje (Asenray/Maalbroek, ... ), sjpieë (Geleen, ... ), sjpieə (Holtum), sjpijje (Tegelen), sjpiéje (Herten (bij Roermond)), sjpīēe (Brunssum), sjpuie (Kerkrade, ... ), sjpuije (Nieuwenhagen), sjpuje (Gulpen, ... ), sjpujje (Bocholtz, ... ), sjpuuje (Geleen, ... ), sjpŭje (Eys), sjpèje (Panningen), sjpöje (Mechelen), spa.iə (Munsterbilzen), spa.jə (Berg, ... ), spae.in (Hoeselt), spae.ə (Lauw), spae:n (Rijkhoven), spaejə (Millen), spaije (Tongeren), spaijə (Kinrooi, ... ), spajə (Vreren), spāijə (Tongeren), spe.iə (Ophoven, ... ), spe.iən (Grote-Brogel), spe.jə (Bree, ... ), speeje (Blerick, ... ), spei-je (Wijk), speie (Heugem, ... ), speije (Arcen, ... ), speijen (Maastricht), speijə (Bree, ... ), spei̯jə (Kanne), speje (Blerick, ... ), spejen (Heijen, ... ), spejə (Bree, ... ), speuje (Gemmenich, ... ), speüje (Schaesberg), spēēje (Horst), spĕĕje (Afferden, ... ), spĕije (Wellerlooi), speͅiə (Beverst, ... ), spi-je (Afferden, ... ), spi-jen (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), spi-jje (Venlo), spi.jə (As), spi:ji (Montfort), spi:ə (Maasbracht), spie (Berg-aan-de-Maas), spie-e (Neerbeek), spie-je (Dieteren), spieie (Stevensweert), spieje (Baarlo, ... ), spiejen (Urmond), spieë (Echt/Gebroek, ... ), spieën (Hoensbroek), spiijə (Hegelsom, ... ), spije (Eigenbilzen, ... ), spijje (Broekhuizen, ... ), spijṇ (Opoeteren), spijə (America, ... ), spijən (Neeroeteren), spīēje (Neer), spjə (Opglabbeek), spoijje (Sevenum), spoͅiə (Val-Meer), spui-e (Kerkrade), spuie (Rimburg), spuien (Schaesberg), spuje (Heerlen, ... ), spujje (Mechelen), spéj (Middelaar), spéjə (Maaseik), spééje (Tegelen), spöje (Kelmis), spöjən (Oostham), spøyə (Smeermaas), spùje (Nieuwenhagen), spüjə (Rekem), spɛ.ijə (Maastricht, ... ), spɛ.iə (Molenbeersel), spɛ.jə (Blitterswijck, ... ), spɛ.jən (Sint-Huibrechts-Lille), spɛ.ən (Beverst), spɛijə (Ottersum), spɛiə (Arcen, ... ), spɛjə (Genk, ... ), spɛjən (Hamont), špieje (Brunssum), špøj.ə (Moresnet), špøjə (Vaals), ṣpe.iə (Helden/Everlo), ṣpi.jə (Baexem, ... ), ṣpijə (Amstenrade, ... ), ṣpijən (Urmond), ṣpujə (Slenaken), ṣpyjə (Aubel, ... ), ṣpyjən (Wijlre), ṣpyyə (Sint-Pieters-Voeren), ṣpö.jə (Wittem/Partei), ṣpö.yjə (Bocholtz, ... ), ṣpø:jə (Welkenraedt), ṣpøjə (Gemmenich, ... ), ṣpøjən (Baelen, ... ), ṣpɛ.ijə (Amby, ... ), spritzen (du.): sjprietse (Tegelen), spiertse (Afferden, ... ), spretsə (Beverst), sprietse (Kerensheide, ... ), sprutse (Horst), spuchelen: spiggelen (Stein), spuchele (Geleen), spuchelen (Mechelen-aan-de-Maas), spucken (du.): speken (Hasselt), spikə (Bokrijk), spiəkən (Overpelt), Minder freq.  spiəkə (Neerpelt), spugen: spo.gə (Halen), spo:gə (Loksbergen), spuige (Heerlerheide), spuuge (Horst), spuwen: spa.wə (Leopoldsburg, ... ), spa: (Wilderen), spaowe (Valkenburg), spauwe (Meijel), spawə (Lummen, ... ), spān (Sint-Truiden, ... ), spāə (Gingelom), spá͂:n (Sint-Truiden), spi.vən (Kwaadmechelen), spo. (Piringen), spo.uwn̂ (Zonhoven), spo.uwə (Duras, ... ), spo.uwən (Hechtel), spo.uə (Peer), spo.uən (Achel, ... ), spo.wa (Zepperen), spo.wə (Borgloon, ... ), spo.ə (Alken, ... ), spo.ən (Hasselt, ... ), spo: (Kortessem, ... ), spo:wə (Sint-Lambrechts-Herk), spo:ə (Buvingen, ... ), spoouwə (Kortessem), spouwe (Griendtsveen), spouwə (Heers, ... ), spouwən (Eksel), spouə (Overpelt, ... ), spowə (Koersel, ... ), spowən (Houthalen, ... ), spoəwə (Bokrijk), spoͅuwə (Opheers), spu:a (Groot-Gelmen), spu:uə (Opheers), spu:ə (Diepenbeek, ... ), spujə (Brustem), spuwen (Hasselt), spuwə (Beringen, ... ), spy.wə (Heppen), spy.wən (Hunsel, ... ), spywə (Kerkhoven, ... ), spywən (Lommel), spøͅn (Hasselt), spøͅən (Hasselt), spɛəvə (Tessenderlo), ṣpo.wə (Borlo), ṣpywə (Gulpen), kotse = overgeven (b.v. van een kind)  spywən (Bocholt), stuffen: stuffe (Hunsel, ... ), tuffen: teffə (Meeuwen), tuf (Leveroy, ... ), tuffe (Baexem, ... ), tuffen (Eksel, ... ), tyffə (Neeroeteren), tyfə (Kinrooi), töfə (Achel), tøfe (Bokrijk), tøffə (Lozen), tøffən (Neerpelt), tøfə (Baexem, ... ), tøfən (Achel, ... ), təfən (Eksel), uitspijen: oet spi-jen (Mechelen-aan-de-Maas), oetsjpieje (Herten (bij Roermond), ... ), oetsjpieë (Sittard), oetspijje (Velden), sjîê(ksel) oetsjpuje (Oirsbeek), uitspieēn (Berg-aan-de-Maas), uitspuwen: óutspouwe (Kortessem), uittuffen: oettuffe (Leveroy), öttuffe (Beverlo) (speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen [SGV (1914)] || spuwen (speeksel uit de mond verwijderen) [ZND B1 (1940sq)] || spuwen: speeksel uitspuwen [spiertse, spaowe, tuffe, spuige, speken] [N 10 (1961)] || uitspuwen III-1-1
speeldop faux cel: fǭ sɛl (Montzen), lege moederdop: lēgǝ mujǝrdop (Genk), losse dop: losse dop (Opglabbeek), loze dop: loze dop (Kerkhoven), speeldop: speeldop (Beek, ... ), spildop (Dilsen), spø̄ldop (Geistingen, ... ), spēldop (Geulle), špiǝldop (Heerlen), špø̄ldop (Tegelen), špēldop (Roermond), (mv)  spȳldø̜p (Weert), spøldø̜p (Meijel), spø̄ldø̜p (Weert, ... ), spēldø̜p (Born, ... ), spęjldøp (Zepperen), špēldøp (Noorbeek, ... ), špēldø̜p (Asenray / Maalbroek, ... ), špɛldø̜p (Asenray / Maalbroek), speeldopje: spiǝldɛpkǝ (Genk), spēldø̜pkǝ (Houthalen) De aanzet van een koninginnedop of -cel waar echter geen eitje in komt. Wat de functie van de speeldop is, is niet duidelijk. De speeldop is als het ware de grondvorm van de eigenlijke moercel zonder ooit daartoe te worden uitgebouwd. Ze wordt hier en daar aan de buitenzijde der raten aangezet in de vorm van een eikelnapje. [N 63, 26a; N 63, 25b] II-6
speelgoed speelgerei: speulgrèj (Gennep), Var. speules / speulgrej.  spulgrej (Venray), speelgetuig: `špɛ̄:ljəty(3)̄.ç (Gemmenich), speelgoed: sjpeelgoo:d (Roermond), sjpeelgood (Swalmen), sp"lgūt (Hamont), speu:lgooëd (Kaulille), speulgood (Maastricht, ... ), spēəlgōt (Meeswijk), spi.lgu.t (Meeuwen), spilgoed (Beverlo), dao woor vreuger veul mië met de kèènjer in de noaber gespeuld ; aoch op straot en zoonger veul speulgood  > speulgood (Geistingen), Ss. sub spee.l, vgl. spee.lgoetgewirke, -geweerke: speelgoedgeweertje.  spee.lgoet (Zolder), Ss. sub speel-.  speelgoed (Niel-bij-St.-Truiden), Ss. sub spelen.  spee.ëlgoet (Zonhoven), Sub lebendig: Dat speèlgoed is nog lang lebendig gebleven, niet stuk, niet vernield.  speèlgoed (Uikhoven), Sub speculatie: Van sinderkloas haauw ie speulgoed en spikloatie gekregen.  speulgoed (Achel, ... ), Sub speel...  speelgoed (Zonhoven), Sub vrengewéren: De kènger vrengewéren het speelgood = vernielen, stukmaken.  speelgood (Uikhoven), speelzaken: sjpieëlzaache (Bocholtz, ... ), speelzakens: `špɛ̄:lzā.kəs (Gemmenich), sjpeelzaakes (Sittard), sjpeelzakes (Sittard), spelens: `špɛ̄:ləs (Gemmenich), speules (Venray) 2. Speelgoed. || [Speelgoed]. || Speelgoed. || Speelgoed: dingen om mee te spelen voor kinderen. || Speelgoed: speelgoed. || Speelgoed: voorwerpen waarmee kinderen spelen. || Spääles: Spielsachen, Spielzeug. || Spääljetüüg: Spielzeug. || Späälsaakes: Spielzeug, Spielsachen. || Wetenswaardigheden. [SND (2006)] III-3-2