e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
staakbonen bonen aane staken: bone aana sjtake (Sittard), gekke bonen: reuze staakboon; phaseolus coccineus  gɛkə buən (Meeswijk), rijsdererwten: riesder erte (Heythuysen, ... ), rijserwten: rēͅəsɛrtə* (Zepperen), ri:sə ertə (Opglabbeek), rieserte (Caberg, ... ), rieserten (Leunen, ... ), rieserwten (Venray), risɛrtə (Bocholt), rɛ̄serte (Sint-Truiden), hoogopgaande soort, voor rijshout  riezeert (Sittard), rijskrombekken: riees krómbek (Boekend), rijzererwten: rieser erte (Dieteren), riesererte (Dieteren, ... ), riesererten (Sittard), riesererwten (Stein), riezer erte (Herten (bij Roermond)), riezer erten (Heerlen, ... ), riezererrete (Maastricht), riezererte (Brunssum, ... ), riezererten (Neeritter), riēsér(n)t (Castenray, ... ), rîsererte (Munstergeleen), staakbonen: staakboeonen (Neeritter), staakboeën (Castenray, ... ), staakbone (Roosteren, ... ), staakboën (Sevenum), staakboëne (Maasbracht), staakbōēn (Tungelroy), staakbône (Leunen), staâkboeën (Altweert, ... ), stākbonne (Sint-Truiden), stoakbóen (Hasselt), [Phaseolus vulg.]  stôokbónë (Tongeren), stekbonen: sjtekboen (Gronsveld), sjtekboine (Ulestraten), stek boen (Sint-Pieter), stekboen (Maastricht), stekboene (Borgharen, ... ), stekbonen (Herten (bij Roermond)), stèkbŏĕn (Lanaken), stéékboṇ (Meijel), stəkbunə (Uikhoven), stɛkbunə (Veldwezelt), stɛ̄kby(3)̄nə* (Meeuwen), stekkelbonen: schtekkelbonne (Vaals), stekkenbonen: sjtekkeboene (Brunssum, ... ), sjtekkeboon (Sittard), sjtek’keboeëne (mv.) (Bleijerheide, ... ), stekke boene (Heerlen), stekkeboenen (Brunssum), stekkeboewaonen (Stein), stekkebôêne (Dilsen), stjèkke boeane (Jabeek), stoͅəgbun (Niel-bij-St.-Truiden), staakboon  sjtekkeboan (Susteren), Veldeke verzamelnaam / (stok)  sjtekkeboeën (Klimmen), stokbonen: stekboene (Maastricht), stok bōēne (Boekend), stōͅkbōnə (Mal), stòk bòṇ (Meijel), stòkboṇ (Nederweert), stokerwten: sto:kɛrtə (Nieuwerkerken) [N P (1966)] [N Q (1966)]De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)] || erwt, soort || Hoe noemt u: de rank - of stokboon [N 71 (1975)] || klimerwt || krombek, gewone boon || staakboon || stokbonen || stokboon I-7
staakijzer van de rosmolen klauwijzer: klawīzǝr (Klimmen, ... ), rijnijzer: rīnīzǝr (Nunhem), rijnspil: rīnšpel (Susteren), spil: spel (Achel, ... ), spil (Middelaar), špel (Munstergeleen, ... ), staakijzer: stākejzǝr (Maaseik), stākēzǝr (Maaseik), stākīzǝr (Baarlo, ... ), stǭkę̄ǝzǝr (Diepenbeek), stang: štaŋ (Epen), steenspil: stęjnspel (Grathem, ... ) De verticaal onder de molenstenen geplaatste, vaak van ijzer vervaardigde spil die de loper aandrijft. Zie ook de lemmata ɛstaakijzer van de windmolenɛ en ɛstaakijzer van de watermolenɛ.' [N D, 17] II-3
staakijzer van de watermolen as: a.s (Alken, ... ), as (Kermt, ... ), ā.s (Lauw, ... ), ās (Beverst, ... ), as van de steen: a.s ˲van dǝ stɛjn (Bommershoven, ... ), as ˲van dǝ stiǝn (Sint-Truiden), as ˲van dǝ stę̄jn (Rutten), ās ˲van dǝ stɛjn (Berlingen), boom: bō.m (Tongeren), boompje: bø̜mkǝ (Lauw), dik ijzer: dik ęjzǝr (Hoeselt), dikke as: dikǝ as (Hoeselt), grote as: gru.tǝ a.s (Maastricht), klauwijzer: klauwijzer (Heerlen  [(van ijzer)]  ), koning: kȳǝ.neŋ (As), koningsspil: koningsspil (Vlodrop  [(van ijzer)]  ), lang ijzer: laŋk ęǝzǝr (Vliermaalroot), lāŋk ęǝzǝr (Kortessem), molenas: mēǝlǝ-as (Alt-Hoeselt, ... ), molenijzer: męǝlǝ-ęjzǝr (Alt-Hoeselt, ... ), opgaande boom: ǫpgwoǝndǝ bōm (Rutten  [(van ijzer)]  ), spil: spęl (Diepenbeek, ... ), špel (Meerssen, ... ), špęl (Maastricht), staakijzer: staakijzer (Geysteren  [(van ijzer)]  , ... ), stākizǝr (As, ... ), stākędǝr (Lummen), stākęǝzǝr (Berbroek, ... ), stǫkájzǝr (Lauw), stǫkęǝzǝr (Gutschoven), stǭkęjzǝr (Bilzen), stǭkęǝzǝr (Berlingen, ... ), stǭkę̄zǝr (Ordingen), staander: stø̜ndǝr (Haren), steenijzer: stęj.nizǝr (Aldeneik), steenspil: steenspil (Kuringen, ... ), štēšpel (Heerlen  [(van ijzer)]  ) Bij watermolens een loodrecht staande, zware spil die aan de bovenzijde met een nok in het gat van de rijn van de loper past en aan de onderzijde in een op een beweegbare balk staande ijzeren pot draait. Op het staakijzer is een rondsel gemonteerd. Het geheel bevindt zich bij watermolens meestal onder de molenstenen. Achter het plaatscodenummer is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer in de betreffende plaats is vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de windmolenɛ.' [Vds 82; Jan 104; Coe 90; Grof 103; A 42A, 14; A 42A, 22; N D, 14] II-3
staakijzer van de windmolen spil: spel (Beringe  [(van ijzer)]  ), špel (Einighausen), staakijzer: staakijzer (Arcen  [(id)]  , ... ), stãkīzǝr (Hamont, ... ), stākežǝr (Meijel  [(van ijzer)]  ), stākējzǝr (Dilsen, ... ), stākę̄jzǝr (Peer  [(van ijzer)]  ), stākę̄zǝr (Lummen), stākī ̞zǝr (Baexem, ... ), stākīsdǝr (Maxet, ... ), stākīzǝr (Ell  [(id)]  , ... ), stǭkę̄zǝr (Tessenderlo), stǭkīzǝr (Swolgen  [(van ijzer)]  ), štākī ̞jzǝr (Beegden  [(van ijzer)]  ), štākīzǝr (Beek, ... ), staalijzer: stǭlizǝr (Kaulille) De rechtstaande spil in de windmolen waaraan aan de bovenzijde het rondsel of de bonkelaar is bevestigd en aan de onderzijde de klauw die in de rijn van de loper past. Zie ook afb. 64.29 en 59. Achter de plaatscode is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer was vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de watermolenɛ.' [N O, 14i; N O, 14o; A 42A, 14; A 42A, 15; Sche 43; A 42A, 22] II-3
staal chantillon (<fr.): chantiljong (Amby), chantillon (fr.): echantillon (Leopoldsburg), kantje: vgl. WBD III, 3.1 (pag. 92): kantje, Bosschenhoofd (K 175a).  kèntsje (As), lot: lot (Riksingen), monster: monster (Blerick, ... ), monstər (Beesel, ... ), moonster (Gronsveld, ... ), moonstər (Heel, ... ), mōnster (Horst), mŏnstər (Nieuwenhagen), mònster (Doenrade), mónster (As, ... ), mónstər (Heerlen, ... ), mônster (Melick, ... ), mônsters (Venlo), mônstər (Reuver), (als t per gewicht of liter ging).  monster (Stein), (andere goederen).  mónster (Tienray), (b.v. stof).  e mónster (Klimmen), (granen o.  moͅ.nstər (Eys), monstertje: munsterke (Maastricht, ... ), muster (du.): Van Dale (DN): Muster, 4. staal, monster.  moester (Kerkrade, ... ), mŏĕstər (Nieuwenhagen), mûster (Montzen), proef: proof (As, ... ), (bij vlees).  proof (Blerick), (eetwaren).  ⁄n proof (Klimmen), proefje: preufke (Gronsveld, ... ), preufkə (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), proeve: preuve (Maastricht), (eetbaar).  pruuve (Venray), staal: en staal (Oirlo), schtāl (Montzen, ... ), schtoal (Brunssum), sjtaal (Maasniel, ... ), sjtaal(tje) (Herten (bij Roermond)), sjtaol (Geulle, ... ), sjtoal (Guttecoven, ... ), sjtòəl (Heerlen), st[u}ol (Martenslinde), staal (Born, ... ), stale (Maasbree), staol (Amby, ... ), staolən (Rotem), staowl (Jeuk), staoəl (Hamont), stāōl (Wijchmaal), stjaal (Neer), sto[e}l (Bilzen), sto[ə}l (Bommershoven, ... ), stoal (As, ... ), stoe-ël (Wellen), stol (Sint-Truiden), stool (Eksel, ... ), stooël (Velm), stoo⁄l (Eksel), stoàl (Heusden), stoəl (Zonhoven), stō[e}l (Vliermaal), stōͅl (Opgrimbie), stōͅəl (Hamont), stoͅ[ə}l (Sint-Huibrechts-Lille), stoͅal (Montzen), stuel (Gelinden), stū[eͅ}l (Koninksem), stu‧əl (Hoepertingen), stáál (Venlo), stòòl (Eigenbilzen), stôel (Rosmeer), stø͂ͅl (Peer), štāl (Montzen), èè stoal (Bree), ə staol (Tessenderlo), (als t stoffen of garen betrof).  stjoal (Stein), (behang e.d.).  ⁄ne sjtaal (Klimmen), (bij stoffen).  sjtaal (Beesel), (stof).  staal (Venray), (textiel).  sjtaal (Roermond), (van stof).  staal (Tienray), enkel voor stoffen  sjtaal (Montzen), ps. boven de a moet nog een ? staan; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!  schtaŏl (Schimmert), staaltje: sjteujlke (Schaesberg), sjtäölkə (Heel), sjtèùlkə (Kapel-in-t-Zand), sjtëulke (Gronsveld), sjtöölke (Mheer), st"lkə (Mielen-boven-Aalst, ... ), staelke (Hoensbroek), steulke (Jeuk), stōlkə (Maastricht), stoͅlkə (Sint-Huibrechts-Lille), stuilke (Maastricht), stèùlkə (Maastricht), stö:lkə (Rekem), štö:lkĕ (s-Gravenvoeren), (stof o.  št‧øͅəlkə (Eys), (v. stof).  staolke (Maastricht), ps. boven de ö staat nog een lengteteken; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!  stölkə (Maastricht) kleine hoeveelheid van een koopwaar die aan de koper getoond wordt om hem over de kwaliteit te laten oordelen [staal, monster, kantje] [N 89 (1982)] || Staal (monster). [ZND 07 (1924)] III-3-1
staal, monster monster: mōnstǝr (Herderen), mǫnstǝr (Weert), musterstof: mustǝrštǭf (Kesseleik), mustertje: mystǝršǝ (Bleijerheide), staal: stuwǝl (Hoepertingen), stwǫjl (Tongeren), stāl (Jeuk, ... ), stōǝl (Munsterbilzen), stǫǝl (Bilzen, ... ), stǭl (Achel, ... ), stǭlǝ (Grevenbicht / Papenhoven), stǭwl (Neerpelt), stǭwǝl (Loksbergen), štāl (Doenrade, ... ), štǭl (Heerlen, ... ), staaltje: stø̄lkǝ (Boorsem), stø̜̄lkǝ (Eisden, ... ), stęlkǝ (Meijel), stǭlkǝ (Maastricht), štø̄lkǝ (Nieuwstadt), štø̜̄lkǝ (Heerlen, ... ), štø̜ǝlšǝ (Bleijerheide) Een lapje stof om daarnaar de hoedanigheid, kleur, enz. van het gehele stuk te beoordelen. [N 62, 71c; MW] II-7
staalborstel draadborstel: drǭt˱bøstǝl (Montfort), drǭt˱bøštǝl (Simpelveld), ijzeren borstel: ęjzǝrǝ bǫsǝl (Bilzen), staalborstel: stoalbǫrstǝl (Houthalen), stālbǫrsǝl (Siebengewald), stōǝlbǫsǝl (Jeuk), stǭlbøstǝl (Montfort), stǭlbø̜rstǝl (Maastricht, ... ), stǭlbø̜stǝl (Geulle, ... ), stǭlbōrstǝl (Meijel), stǭlbǫrsǝl (Heijen, ... ), štǫalbøštǝl (Heerlen, ... ), štǭlbyǝrštǝl (Klimmen), štǭlbyǝštǝl (Klimmen), štǭlbørstǝl (Herten), štǭlbøstǝl (Heel, ... ), štǭlbøštǝl (Waubach), štǭlbø̄stǝl (Buchten), štǭlbø̄štǝl (Schinnen), štǭlbø̜̄jǝštǝl (Gulpen), štǭlbø̜rštǝl (Rothem), štǭlbø̜štǝl (Klimmen), štǭlbōrstǝl (Helden  [(idem)]  , ... ), štǭǝlbøštǝl (Bleijerheide), štǭǝlbø̜stǝl (Nieuwenhagen, ... ), stalen borstel: stuǝlǝ bǫsǝl (Bilzen), stōwǝlǝ bǫsǝl (Jeuk), stǫalǝ bǫrstǝl (Houthalen), stǭlǝ bjøstǝl (Eigenbilzen), stǭlǝ bøstǝl (Loksbergen), stǭlǝ bøsǝl (Tessenderlo), stǭlǝ bø̜rstǝl (Stokkem), stǭlǝ bǫrsǝl (Middelaar), stǭlǝ bǫstǝl (Bevingen), stǭlǝn bǫsǝl (Diepenbeek), stǭlǝn˱ bǫsǝl (Diepenbeek), štǫalǝ bøštǝl (Spekholzerheide) Borstel van staaldraad die onder meer wordt gebruikt bij het roestvrij maken van ijzer. [N 67, 57] || Soort handborstel met stalen draden waarmee vuil en roest van metaal kan worden verwijderd, koper gepolijst kan worden, etc. Zie ook afb. 207. Volgens respondenten uit L 159a, 165, 192a, 213, 217, 289, 290, 291, 382, 414, 423, 432, P 47, 219, Q 18, 71, 83, 86, 111 en 121b werd de staalborstel ook vaak gebruikt om vijlsel uit de kap van het blad van vijlen te verwijderen. Vgl. het lemma "vijlborstel". Zie ook het lemma "staalborstel" in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in Wld II.9, pag. 203-204. [N 33, 107; N 33, 216; N 64, 59a-b] II-11, II-9
staaldraadkabel draadzeel: drǭt˲zēl (Kelmis) Tezamengevlochten staaldraad waaraan een afdiepton bevestigd was. Met behulp van een schachtlier kon men deze ton naar beneden laten zakken. [monogr.] II-4
staan staan: chtaon (Valkenburg), chtoièn (Eckelrade), liggen (Kessenich), schtaon (Einighausen, ... ), schtāōn (Herten (bij Roermond)), schtoa (Epen, ... ), schtoan (Amby, ... ), schtoaë (Heerlen, ... ), schtoin (Eijsden), schtoon (Heer, ... ), schtoə (Bleijerheide), schtōn (Geleen), shtôa (Mheer), sjloaë (Gulpen), sjtao (Puth, ... ), sjtaon (Berg-en-Terblijt, ... ), sjtāōn (Berg-en-Terblijt), sjta͂n (Munstergeleen), sjtoa (Eys, ... ), sjtoae (Doenrade, ... ), sjtoan (Asenray/Maalbroek, ... ), sjtoaə (Mheer), sjtoon (Limmel, ... ), sjtooë (Moresnet), sjtowe (Vijlen), sjtowĕ (Waubach), sjtoä (Gulpen), sjtōōn (Ulestraten), sjtŏə (Gulpen), sjtó:ə (Margraten), sjtôâ (Eys), sjtöon (Houthem), staan (Alken, ... ), stanje (Sint-Martens-Voeren), stao (Amstenrade), stao(n) (Melderslo), staon (Afferden, ... ), staoən (Velden), staôən (Kessel), stāōn (Beesel, ... ), sten (Linkhout), steu (Godschei), steun (Stal, ... ), stin (Martenslinde), stjaon (Beek), sto.n (Neerglabbeek), sto:n (Berg-aan-de-Maas, ... ), stoa (Kerkrade, ... ), stoan (Afferden, ... ), stoane (Stevensweert), stoawe (Reijmerstok), stoaë (Gulpen), stoaə (Puth), stoe (Vaals), stoen (Gelieren/Bret), stoeën (Mopertingen), stoeïn (Gronsveld), stoeən (Grote-Brogel, ... ), ston (Opitter, ... ), stooa (Schaesberg), stoon (Amby, ... ), stooən (Borgharen), stouen (Wellen), stoun (Berbroek), stoë (Vaals), stoën (Neerpelt), stoən (Kortessem, ... ), stōān (Dieteren, ... ), stōn (Blerick, ... ), stōūn (Leveroy), stŏan (Blitterswijck), stŏĕën (Genk), stŏŏn (Reuver), stoͅin (Sint-Lambrechts-Herk), stoͅn (Diepenbeek), stu.ən (Genk), stuun (Opglabbeek), stuën (Opglabbeek, ... ), stuən (Genk, ... ), stweu (Rosmeer), stwo (Zichen-Zussen-Bolder), styn (Koersel), stâon (Laak), stâôn (Wijlre), stò-ə (Wijlre), stò:n (Arcen, ... ), stò:ə (Meijel), stòan (Hushoven, ... ), stòn (Merselo), stòòn (Valkenburg), stóa (Spekholzerheide), stôân (Heel, ... ), stôên (Niel-bij-As), stôôn (Maastricht), støn (Borgloon), stø͂ͅn (Peer), štaon (Melick), štāōn (Beesel), štoa (Brunssum, ... ), štoaĕ (Oirsbeek), štoan (Berg-en-Terblijt, ... ), štoaə (Spekholzerheide), štoewə (Mechelen), štoon (Amby), štōāə (Heerlen), štŏa (Schinveld), štäö (Noorbeek), štò (Bleijerheide), štò:ə (Bocholtz, ... ), štò:ən (Susteren), štòaə (Merkelbeek), štòn (Reuver), štó:a (Chèvremont), štôn (Jabeek), štôə (Kerkrade), ṣtò:n (Born), [Paragraaf: onregelmatige werkwoorden].  stoon (Boorsem, ... ) staan [DC 02 (1932)], [SGV (1914)], [ZND 46 (1946)] III-1-2
staand verband, blokverband blokverband: blok˲vǝrbantj (Montfort), blǫk˲vǝrbant (Klimmen), blǫk˲vǝrbantj (Herten), blǫk˲vǝrbaŋk (Heerlen, ... ), blǫk˲vǝrbānt (Eys, ... ), eenvoegig blokverband: ēfȳgex˱ blǫk˲vǝrbaŋk (Kerkrade), kop- en strekverband: kǫp˱ øn strɛk˲vǝrbant (Tessenderlo), kopse en gewone laag: kǫpsǝ ɛn gǝwōwǝn lāx (Lommel), kopstrekverband: kopstrek˲vǝrbant (Bree), kǫpstrek˲vǝrbant (Houthalen), pakjesverband: pákskǝs˲vǝrbant (Tessenderlo), staand kruisverband: stǭntj krȳs˲vǝrbantj (Neeritter), staand verband: stant ˲vǝrbant (Maasbree), stons ˲vǝrbant (Meijel), stoānt ˲vǝrbant (Meeuwen), stōnt ˲vǝrbānt (Sint-Truiden), stǭns ˲vǝrbant (Leuken, ... ), stǭnt ˲vǝrbant (Geulle, ... ), stǭnt ˲vǝrbãnt (Venray), stǭnt ˲vǝrbānt (Ottersum), stǭntj ˲vǝrbantj (Ell, ... ), štant ˲vǝrbant (Helden, ... ), štoant ˲vǝrbantj (Susteren), štǫant ˲vǝrbaŋk (Kerkrade), štǫnt ˲vǝrbaŋk (Kerkrade), štǫnt ˲vǝrbaŋk(t) (Panningen), štǭns ˲vǝrbānt (Noorbeek, ... ), štǭnt ˲vǝrbant (Heerlen, ... ), štǭnt ˲vǝrbaŋk (Tegelen), štǭnt ˲vǝrbānt (Gronsveld, ... ), štǭǝnt ˲vǝrbant (Hoensbroek), steensverband: stęns˲vǝrbant (Meeuwen), steenverband: štęjnvǝrbant (Klimmen), vals verband: valš ˲vǝrbaŋk (Heerlen), verband van een volle steen: vǝrbant ˲van ǝnǝ volǝ stēn (Genk) n str'k˲vǝrbant K 353; kopstrekverband: kopstrek˲vǝrbant L 360; kǫpstrek˲- L 414; kopse en gewone laag: kǫpsǝ 'n gǝwōwǝn lāx K 278; %%de volgende term betreft een verband waarbij alle stootvoegen boven elkaar staan%% eenvoegig blokverband: ēfȳgex˱ blǫk˲vǝrba [N 31, 24c; N 31, 24e; monogr.] II-9