e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stalen steigerverbinding ijzer: īzǝr (Bree), kettenklam: kɛtǝklam (Bleijerheide, ... ), klam: klam (Eys, ... ), klem: klęm (Rothem), klɛm (Klimmen, ... ), koppeling: kopǝleŋ (Meijel), kǫpǝleŋ (Ell), pin: pen (Tessenderlo), steigerklem: [steiger]klęm (Ulestraten), [steiger]klɛm (Tegelen, ... ), steigertros: stęjgǝrtrǫs (Haler), stellingijzer: stɛleŋijzǝr (Meeuwen) U-vormige stalen beugel met plaat waarmee de verschillende delen van een houten steiger met elkaar worden verbonden. Op de beide uiteinden van beugel is schroefdraad aangebracht. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(steiger)-' het lemma 'Steiger'. [N 32, 2e; monogr.] II-9
stalkaars gele kaars: gele-keers (Jeuk), gele thee: gele-thee (Jeuk), grote toorts: WLD  grote toorts (Montfort), kaars: kaerse (Oirsbeek), keersen (Jeuk), idiosyncr. kaatsen voor kaarsen cf. I.5, 85  keëts (Kerkrade), kaarsenbloem: WLD  kéérsebloom (Swalmen), kattenkop: katte kop (Schimmert), katte kup (Schimmert), kattekop (Tungelroy), kattekoppen (Jeuk), Bree Wb.  kattekop (Bree), idiosyncr.  katteköp (Thorn), WLD  kattekop (Beesel, ... ), kâttekop (Schimmert), koningskaars: op 15 aug in kroedwusj  kĕŭningskeejts (Kunrade), lammetjesblaren: (onderstreept)  lemmerkensblaren (Jeuk), lammetjesoren: lemmerkensoren (Jeuk), maagdenkaars: maagdenkeers (Jeuk), paaskaars: paaskeersch (Jeuk), poïskeisse (Jeuk), stalkaars: sjtaalkets (Vijlen), idiosyncr.  stalkaars (Sittard), WLD  stālkēērs (Maastricht), toorts: toorts (Swalmen), eigen spelling  toorts (Montfort), WLD  toorts (Guttecoven), toortstoorts: -  toorts (Berg-en-Terblijt), vossenstots: vossesjtoets (Wijlre), vuurtoren: eigen spelling  vuurtore (Vlodrop), wilde tabak: wilde-tabak (Jeuk), wilde zokken: Heukels 270  wilde-zokken (Jeuk), wolharen: wolharen (Jeuk), wolplant: wolplant (Jeuk), zokjes: zokskens (Jeuk), zokken: zokken (Jeuk), zokkenblaren: zokkeblaren (Jeuk), zoklappen: zoklappen (Jeuk) stalkaars [DC 60a (1985)] || Stalkaars (verbascum thapsiforme 30 tot 180 cm grote plant. De bladeren zijn langwerpig, langs de stengel aflopend, witviltig; de plant heeft grote, uitgespreide bloemen; de bloem heeft 2 lange en kale meeldraden en 3 korte, wollig behaarde meeldraden, [N 92 (1982)] III-4-3
stalklauwen berenklauwen: (enk)  bē̜rǝklǫw (Ell), chinese klauwen: chinese klauwen (Lanaken), kloven: (enk)  klōf (Maasmechelen), lange hoeven: lāŋ hȳf (Meijel), lange schoenen: laŋ sxōn (Sevenum), lange tenen: lange tenen (Helchteren), laŋ tiǝnǝ (Eys, ... ), laŋ tīn (Voerendaal), lange voeten: laŋ vø̄t (Voerendaal), merken: merken (Ophoven), pantoffelklauwen: (enk)  pantufǝlklǫu̯w (Baexem), schaapsvoeten: (enk)  sxǭpsvōt (Stein), schoenen: šōn (Voerendaal), stalbenen: stalbenen (Ottersum), stalhoeven: štalhōvǝ (Swalmen), stalklauwen: stalklǫu̯wǝ (Echt), štālklǫu̯wǝ (Heerlen), stalpoten: stalpyǝt (Heythuysen), stalpø̄t (Montfort), štalpyǝt (Geverik/Kelmond), štalpøǝt (Herten), štalpø̄t (Swalmen), štālpȳi̯ (Mheer), (enk)  stalpǫwǝt (Maasbracht), stālput (Eijsden, ... ), volle hoeven: vol hōf (Sibbe / IJzeren), volle poten: (enk)  volǝ pau̯t (Sibbe / IJzeren), volle voeten: volvø̄t (Hoensbroek), volvoet: volvōt (Guttecoven, ... ), vōlvut (Rijkel), volvoetig (bijvgl. nmw.): volvitex (Genk), volvoetig (bijvgl. nmw.) (Meeuwen, ... ), volvø̄tex (Dilsen, ... ), vǫlvøtex (Leut), vǫlvø̄tex (Helden), wintertenen: wentjǝrtiǝnǝ (Tungelroy), zwaluwstaarten: (enk)  zwālywstārt (Gruitrode) Als de koeien in de winter op stal staan, hebben ze weinig of geen beweging. Daardoor slijten de klauwen minder af. Ze kunnen aangroeien. Hierdoor ontstaan de "stalklauwen" met snavelvormig omgebogen toongedeelten. Deze hebben een zeer ongunstige invloed op de beenstanden en veroorzaken onnodige vermoeidheid. Zie ook het lemma ''stalklauwen'' in wbd I.3, blz. 482. [N 52, 9; A 48A, 13] I-11
stallamp lantaarn: stallicht  lantjɛn (Lommel), vroeger gebruikt om de stallen in te gaan wanneer het donker was  lantieͅn (Tongeren), lucht: luch (Amstenrade, ... ), lucht (Echt/Gebroek), luuch (Mesch), (= stormlantaarn)  lucht (Heythuysen), (werden gebruikt om in de hand te dragen en bij te lichten)  luchte (Tegelen), fakkel of stallantaarn  luuch (Maastricht), stalkandelaar  luch (Sittard), stallamp  lūūt (Mechelen), stallantaarn  luch (Klimmen), lucht (Thorn), lug (Eygelshoven, ... ), luuch (Eijsden), stallantaarn in boeren bedrijf  luch (Rothem), stallantaarn: ps: alleen de è is letterlijk overgenomen  stalantè (Bree) lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
stallantaarn lucht: luch (Echt/Gebroek, ... ), lucht (Echt/Gebroek), løət (Eupen), stallamp: schtâllamp (Schimmert), sjtallamp (Roermond), sjtoallaamp (Gronsveld), stallamp (Schimmert), stalláámp (Middelaar), \'n Tamelijk hoge lamp omgeven met \'n rond glas.  stallamp (Tungelroy), stallamp  schtaallamp (Heerlen), sjtallamp (Heerlen), ziet men niet meer, het merk was \"vleermuis\  stallamp (Susteren), stallucht: schtaluu-et (Mechelen), sjtaalluch (Gronsveld), sjtaallucht (Gronsveld), stalluch (Buchten, ... ), stallucht (Ell, ... ), stallug (Roosteren, ... ), stalluuch (Puth), stallyxt (Kinrooi), stalløx (Stokkem, ... ), stàllucht (Echt/Gebroek), šta.lløx (Tegelen), štallø.x (Tegelen), štalløx (Herten (bij Roermond)), (petroleumlamp)  stalleug (Sevenum), (stallantaarn)  stallucht (Weert), (zoals ze nu nog zijn)  stallucht (Tungelroy), lamp met glazen cylinder die bij het aansteken omhoog geduwd werd. Met petroleumreservoir en een handel voor het omhoog duwen  sjtal-lucht (Horn), op stal  sjtallucht (Herten (bij Roermond)), stallamp  stallucht (Haelen), stallantaarn  schtalluch (Valkenburg), staallucht (Oost-Maarland), stalluch (Klimmen), stallantaarn in boeren bedrijf  sjtalluch (Rothem), vtje op de a  stallŭuch (Sint-Pieter) draagbare stallantaarn || lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || lampepit van katoen in een petroleumlamp (limet, lemmet, lemment, lemmert) [N 20 (zj)] || petroleumlamp voor veestallen || stallamp || stallantaarn III-2-1
stallen afzetten: afzette (Hoensbroek), banken: banken (Meijel), binnenzetten: binne zitte (Vijlen), binne zètten (Eksel), binnen zetten (Ospel, ... ), bênne zêtte (Stein), bisschopsstoelen: bisschopsstoel (Hasselt), communiebanken: kommuniebanke (Sevenum), gareren (<fr.): Van Dale: gareren (&lt;Fr.), 2. in de of een garage brengen.  gareren (Jeuk), in de garage zetten: en də gər‧āš˃ zeͅ.tə (Eys), in de garage zitten (Gulpen), inne gaaraazj zette (Thorn), in de stal zetten: Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  ĭ gŭnnə sjtāāl zèttə (Nieuwenhagen), inzetten: énzette (Hoeselt), kanunnikenbanken: kanunnikenbanken (Thorn), kanunnikenbenk (Peer), kennunekebenk (Roermond), kapittelstoelen: kapiettelsjteul (Valkenburg), koorbanken: de kwarbenk (Meerssen), koarbenk (Holtum, ... ), koeerbaanke (Venray), koeerbank (Reuver, ... ), koeerbenk (Baarlo, ... ), koerbaanke (Maastricht, ... ), koerbanken (Baarlo), koerbenk (Eys, ... ), koeërbank (Stevensweert), koeërbenk (Eisden, ... ), kooerbenk (Bocholt), kōērbenk (Doenrade), kōēërbanke (Nieuwenhagen), kōēërbènk (Nieuwenhagen), #NAME?  de koorbenk (Eigenbilzen), koorgestoelte: et koorgestoelte (Tongeren), koorstallen: koerstalle (Tungelroy), koorstalles: koarstalles (Holtum), koorstoelen: kaorschteul (Schimmert), koarsjteul (Lutterade), koearsteul (Echt/Gebroek), koeersjteul (Baarlo), koersjteul (Gulpen), koersteul (Blerick), koerstoelen (Meijel), koeërsjteul (Waubach), koeërsteul (Eisden, ... ), koorsjteul (Waubach), koorstuul (Hoeselt, ... ), neerzetten: neerzéttə (Maastricht), ner zette (Venray), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.  néérzəttə (Opglabbeek), onder het schop zetten: onger ’t sjop zette (Schaesberg), op stal zetten: op stal zötte (Bree), parkeren: pərkeerə (Maastricht), plaatsen: geplaatst (Meijel), priesterbank: priesterbank (Venray), priesterkoor: priesterkoeer (Venray), priesterkoer (Venray), stallen: de stale (Montzen), de stalle (Tongeren), en pej stale (Montzen), gestalt (Meijel), schtalle (Amby), schtâlle (Schimmert), shtalln (Brunssum), sjtalle (Doenrade, ... ), sjtallen (Geleen, ... ), sjtallə (Guttecoven, ... ), sjtàlle (Swalmen), sjtàllə (Doenrade, ... ), sjtálle (Geleen), sjtállə (Heel), stalle (Blerick, ... ), stalle(n) (Velden), stallen (Born, ... ), stallen-kanukelsjtuel (Sittard), stallə (Maastricht, ... ), stallən (Urmond), stjalle (Melick), stàlle (Sevenum), stàllə (Gennep, ... ), st‧allə (Grathem, ... ), (ongebr.).  sjtalle (Klimmen), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  stalle (Meerlo), ps. omgespeld volgens RND!  stalə (Meeuwen), stalles: stalles (Maastricht), stals (Neerpelt), stalling (zn.): sjtalling (Vlodrop), staties: stôosës (Hoeselt), stationeren (<fr.): gestationeert (Meijel), stasionere (Lutterade), stationeren (Gulpen), stàsjənéére (As), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  stáátijooneerə (Maastricht), stellen: sjtelle (Kerkrade), vortzetten: voetsetze (Simpelveld), vórtséttə (Susteren), (vurt = weg).  vurt zetten (Eigenbilzen), zetten: zette(n) (Velden), zetten (Meeswijk), zētten (Ophoven), zètte (Doenrade, ... ), zètten (Bunde), zétt’n (Diepenbeek), zingbanken: zengbenk (Stokkem) [voertuigen, rijwielen enz.] in een garage of bewaarplaats zetten [stallen, stationeren, garen] [N 90 (1982)] || De koorbanken aan de zijkanten van het priesterkoor [stallen, stalles, koorstallen, koorstoelen, kanunnikenbanken]. [N 96A (1989)] III-3-1, III-3-3
stalmeststrooier mestmachine: mistmǝšin (Lommel), mestspreider: [mest]sprɛi̯ǝr (Kanne), [mest]šprei̯ǝr (Nieuwenhagen, ... ), [mest]špręi̯ǝr (Ulestraten), mestverspreider: mes(t)˲vǝrspręi̯ǝr (Meterik) Met de in dit lemma vermelde termen wordt het moderne werktuig bedoeld, waarmee de mest niet alleen vervoerd maar ook op het land verspreid wordt. [N 11, 28] I-1
stalpalen benlepels: bɛnlēpǝls (Kwaadmechelen), benpoten: bɛnpuǝtǝ (Berverlo), beugels: bø̄gǝls (Ospel), bø̜̄gǝls (Echt, ... ), boxen: bǫksǝ (Hasselt, ... ), (enk)  bǫks (Borgloon, ... ), boxpalen: bǫkspoǝlǝ (Reppel), haken: hø̜̄k (Amby), houten stijlen: (enk)  hǫu̯tǝ štil (Wijlre), houter: hǫu̯tǝr (Born), ijzers: īzǝrs (Maastricht), knevels: knevels (Beegden), (enk)  knīǝbǝl (Riksingen), koebomen: kou̯bøu̯m (Vliermaal), koeienstaken: (enk)  køi̯u̯stāk (Bree), kø̜̄u̯stāǝk (Kermt), kø̜stak (Herk-de-Stad), kūi̯ǝstāk (Zelem), koepalen: (enk)  kupu̯oi̯l (Millen), kuu̯pǭl (Haelen), koerepels: kurē̜ ̞pǝls (Milsbeek, ... ), koestaken: koi̯stākǝ (Paal), (enk)  ku ̝i̯stāk (Paal), kui̯stāk (Meldert), kuštāk (Roermond), kāstāk (Herk-de-Stad), kōstǭk (Opheers), kūstāǝk (Rotem), koestangen: kustaŋǝ (Hushoven), kribbalken: (enk)  krø̜p˱balǝk ̜ (Linkhout), kribbebomen: (enk)  krøbǝbōm (Spekholzerheide), krøbǝbōm̜ (Schinveld), krøbǝbǫu̯m (Dieteren, ... ), krɛbǝbūm (Broeksittard), kribbepalen: (enk)  krøbǝpǭl (Bocholtz, ... ), kribbomen: (enk)  krøp˱bǫu̯m (Geulle), kribhouter: kriphø̜u̯tǝr (Bree), krø̜phōtǝr (Lummen), (enk)  kryphāt (Zelem), krøphōt (Beringen), krøphō̜t (Paal), krøphǫu̯.t (Lanaken), krøphǫu̯t (Eind, ... ), krøpou̯t (Stokkem), krøpǭu̯t (Maasmechelen, ... ), krø̜phōt (Val-Meer, ... ), krø̜phǭu̯t (Boorsem), kribpalen: kryppǫl (Neerpelt), (enk)  krøppǭl (Ulestraten), kribstangen: (enk)  krøpštaŋ (Spaubeek, ... ), kribstijlen: krøpštilǝ (Nieuwstadt), nakhouter: nakhōtǝr (Mal), palen: pø̄l (Reuver), pǫlǝ (Rosmeer), pǭlǝ (Borgloon, ... ), (enk)  poǝl (Zelem), pu(u̯)ǝl (Diepenbeek), puǝl (Romershoven), pu̯ǫi̯l (Tongeren), pōl (Sint-Truiden), pūǝl (Hoepertingen), pǭl (Grathem, ... ), pilaren: (enk)  pǝlē̜ ̞r (Borlo), posten: pǫstǝ (Oost-Maarland), (enk)  pǫs (Echt, ... ), pǫst (Grathem, ... ), repels: rēpǝls (Ophoven), rē̜ ̞pǝls (Afferden, ... ), rīpǝls (Sevenum), (enk)  riǝpǝl (Tessenderlo), ri̯ępǝl (Eigenbilzen), rēpǝl (Neerpelt, ... ), rē̜ ̞pǝl (Blitterswijck, ... ), repen: rē̜ ̞i̯pǝn (Lanklaar), revels: rē̜ ̞bǝls (Arcen), rē̜ ̞vǝls (Arcen), (enk)  rēvǝl (Venlo), ringen: ringen (Amby, ... ), slagbomen: (enk)  slãx˱bǫu̯m (Tongeren), staken: (enk)  štāk (Peij), stalberden: štalbɛrtǝ (Helden), (enk)  `štalbɛrt (Egchel, ... ), stalbomen: (enk)  štālbōm (Vaals), stalhouten: stalhǫu̯tǝ (Heel), stalhouter: stalhǫu̯tǝr (Meijel), stalpalen: stalpǭl (Eisden), stalpǭlǝ (Opglabbeek), štalpø̄ǝl (Hoensbroek), (enk)  stalpǭl (Blerick, ... ), štalpǭl (Beegden, ... ), stalposten: stalpø̄st (Meijel), (enk)  štalpǫst (Tegelen), štālpǫs (Gronsveld), stalregels: stālrēgǝls (Hamont), stalrepels: stalrēi̯ǝpǝls (Lommel), stalrēpǝls (Leunen, ... ), stalrē̜ ̞pǝls (Merselo, ... ), (enk)  stalrēpǝl (Ysselsteyn), stalrē̜ ̞pǝl (Blitterswijck, ... ), stalrepen: stalrei̯ǝpǝ (Lommel), stalriǝpǝ (Berverlo), stalstaken: štalštākǝ (Echt), standpalen: stantpø̜̄l (Leuken), stangen: štaŋǝ (Baarlo), (enk)  štaŋ (Stein, ... ), stijlen: stilǝ (Maasbree, ... ), (enk)  stē̜ ̞l (Grote-Spouwen), štil (Herten), stokbomen: štǫk˱bø̄m (Teuven, ... ), (enk)  štok˱bōm (Teuven), štǫk˱bōm (Teuven), štǫk˱bǫu̯m (Einighausen, ... ), stolbomen: štǫlbø̄m (Margraten), štǫlb˙ø̜̄m (Eys, ... ), štǭlbø̄m (Vijlen), (enk)  štolbǫu̯m (Klimmen), štōǝlbǫu̯m (Mechelen), štǫlbōm (Gulpen, ... ), štǫu̯bōm (Mechelen), stollen: stǫlǝ (Heugem), st˙ǫlǝ (s-Gravenvoeren), štǫlǝ (Mheer, ... ), št˙ǫlǝ (Sint-Martens-Voeren, ... ), zullepels: zøllēpǝls (Kwaadmechelen) De vertikale houten palen (later vaak ijzeren stangen of buizen) waar de koeien aan vastgebonden worden. Tussen twee palen door kan een koe uit een krib eten. Van onderen staan de palen in een verbindingsbalk (zie het lemma "koedrempel, kribbeboom" (2.2.20), soms in de grond of in de rand van de krib. Van boven worden de stalpalen bijeen gehouden door de bovenste kribbeboom. In veel plaatsen komen geen stalpalen voor. De koeien zijn dan vastgebonden aan ringen in de krib of aan ringen in de koedrempel. Modernere stallen kennen dan vaak wel weer stalpalen. Opgaven die geen stalpaal betreffen maar een ring etc. zijn apart geplaatst en meestal slechts als woordtype vermeld. De vraag naar de stalpalen deed een aantal respondenten denken aan een box. Deze opgaven zijn achteraan geplaatst. Onder de in dit lemma opgenomen enkelvoudsvormen zijn er die ook gebezigd kunnen worden voor het hekwerk van stalpalen (als collectief), voor de bovenste kribbeboom of voor de koedrempel. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5) en afbeelding10.B bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 38a; N 4, 60; A 10, 11; monogr.] I-6
stalpoort, staldeur achterdeur: axtǝrdȳr (Bocholt, ... ), axtǝrdȳǝr (Stevensweert), axtǝrdør (Diepenbeek, ... ), axtǝrdø̄r (Beringen, ... ), axtǝrdø̜̄r (Haelen, ... ), axtǝrdø̜i̯ǝr (Kwaadmechelen), axtǝrdø̜r (Neerpelt), axtǝrdø̜u̯r (Borlo), axtǝrdēr (Hasselt), axtǝrdēǝr (Kermt), axtǝrdīr (Opglabbeek), ā.tǝrdyǝ.r (Eys), ātǝrdi̯ø̜r (Val-Meer), ātǝrdi̯ęr (Grote-Spouwen), ātǝrdøu̯r (Borgloon), ātǝrdø̄r (Mal, ... ), ātǝrdē̜ ̞r (Eigenbilzen), ɛxtǝrdøǝr (Donk), ɛxtǝrdø̄r (Milsbeek, ... ), achterpoort: axtǝrpōt (Sint-Truiden), axtǝrpǫrt (Neeritter), axtǝrpǫǝt (Opheers), axtǝrpǭrt (Hoensbroek, ... ), ātǝrpu̯ø̜t (Eigenbilzen), ɛtǝrpu̯ǫi̯t (Millen), achterpoortje: ātǝrpi̯ø̜tšǝ (Tongeren), achterstaldeur: axtǝrstaldør (Beringen), axtǝrstaldø̜̄r (Berverlo), ātǝrstaldør (Tongeren), achterste deur: axtǝrstǝ dø̄r (Zolder), axtǝrstǝ dīr (Opglabbeek), ē̜ ̞stǝ dei̯ǝr (Beverst), ɛxtǝrstǝ dø̄r (Helden, ... ), achterste poort: ęxtǝštǝ pǭrt (Klimmen), achterste staldeur: axtǝrstǝ [stal]dø̄r (Paal, ... ), axtǝrstǝ [stal]dēr (Kiewit), ɛxtǝrstǝ [stal]dø̄r (Meldert), achteruit: axtǝrūt (Amby), bijdeur: bidȳǝr (Stevensweert), bogerddeur: bugǝt˲dēr (Kiewit), buitendeur: bau̯tǝdø̄r (Mal), butǝdir (Bree), butǝdø̄r (Amstenrade, ... ), būtǝdű̄ǝr (Rotem), buitenstaldeur: bø̜̄tǝstaldør (Berverlo), deeldeur: dēldør (Hoeselt), dēldø̄r (Blerick, ... ), dēǝldēǝr (Kermt), dē̜ ̞jldø̄r (Lanklaar), dē̜ ̞ldø̄r (Blitterswijck, ... ), dęi̯ldør (Vliermaal), dęi̯ldø̄r (Maastricht), dęi̯ldīr (Opglabbeek), dęldø̄r (Afferden, ... ), (mv)  dęldȳǝrǝ (Wanssum, ... ), dęldø̄rǝ (Merselo), deur: dȳr (Gronsveld, ... ), dȳǝr (Rotem), dørǝ (Geistingen), døǝr (Donk, ... ), dø̄r (Leopoldsburg, ... ), dø̄u̯ǝr (Oirsbeek), dø̜̄r (Montzen, ... ), dø̜r (Eisden), dø̜ǝr (Halen), dīǝr (Gelieren Bret), deurtje: dørkǝ (Hamont, ... ), dø̄rkǝ (Lummen), (mv)  dȳrkǝs (Bocholt), dobbeldeur: dǫbǝldøu̯ǝr (Brustem), dǫbǝldø̄r (Holtum), dǫbǝldø̜r (Velm), dǫbǝldēi̯ǝr (Beverst), dobbele deur: dobǝl dør (Hechtel), dǫbǝl dø̄r (Gronsveld, ... ), dǫbǝl dø̜̄r (Lommel, ... ), dǫbǝl dø̜ǝr (Brustem), dǫbǝl dēǝr (Kermt), dǫbǝl dīǝr (Bree), dobbele staldeur: dǫbǝl staldēr (Hasselt), dobbelpoort: dǫbǝlpōǝt (Vliermaal), doorvaartpoort: dōrvārtpǭrt (Holtum), dubbele deur: dø̜̄bǝl dø̜̄r (Opheers), dø̜bǝl dø̜̄r (Teuven), dubbele poort: dø̜̄bǝl pǭt (Opheers), dubbele staldeur: dø̜bǝl štaldȳǝr (Klimmen), geveldeur: gēvǝldø̄r (Beringen), grote deur: grōtǝ dø̄r (Milsbeek, ... ), grote staldeur: grotǝ staldø̜̄r (Lommel), grutǝ staldør (Reppel), gruǝtǝ staldø̄r (Berverlo, ... ), gruǝtǝ staldø̜r (Neerpelt), hofdeur: hǫf˱dȳr (Spekholzerheide), ingangspoort: ingāŋspōǝt (Vliermaal), kalfdeur: kāf˱dē̜ ̞r (Rosmeer), kalverdeur: kau̯vǝrdȳr (Maaseik  [(een gehalveerde deur)]  ), klein deurtje: klē̜ ̞i̯n dø̜̄rkǝ (Ophoven), kleine deur: kleŋ dȳr (Hoensbroek), klɛi̯nǝ dø̄r (Milsbeek, ... ), kleine staldeur: klan staldøi̯ǝr (Tessenderlo), klē̜ ̞n [stal]dø̄r (Beringen, ... ), koestaldeur: [koestal]dei̯ǝr (Beverst), [koestal]di̯ęr (Grote-Spouwen), [koestal]dȳr (Bocholt), [koestal]dȳǝr (Bocholtz, ... ), [koestal]dør (Diepenbeek, ... ), [koestal]døu̯r (Borgloon), [koestal]døǝr (Zepperen), [koestal]dø̄r (Buchten, ... ), [koestal]dø̄u̯r (Oirsbeek), [koestal]dø̜̄r (Haelen, ... ), [koestal]dø̜r (Velm), [koestal]dø̜ǝr (Brustem, ... ), [koestal]dēǝr (Kermt), [koestal]dē̜ ̞r (Eigenbilzen), [koestal]dīr (Gelieren Bret, ... ), kou̯staldø̄i̯ǝr (Opheers), kōstaldø̄i̯ǝr (Opheers), kōštǝldø̄r (Margraten), kǫštǝldø̜̄r (Teuven, ... ), koestaldeurtje: [koestal]dø̄rkǝ (Heythuysen), paardsdeur: pęrsdø̄r (Achel  [(een gehalveerde deur)]  ), paardsstaldeur: pērsštāldø̄r (Mheer), pē̜ ̞štaldø̄r (Ransdaal), pɛrsšta.ldø̜̄r (Panningen  [(een gehalveerde deur)]  ), poort: port (Eisden), pot (Herk-de-Stad), puǝrt (Gelieren Bret), pōrt (Heugem, ... ), pōǝrt (Lanaken), pōǝt (Donk, ... ), pǫrt (Bocholt, ... ), pǫǝts (Eys), pǭrt (Guttecoven, ... ), pǭts (Bocholtz), poortje: pi̯ø̜tɛ̄ǝ (Val-Meer), pørtjǝ (Borgloon, ... ), pø̄rtɛ̄ǝ (Lanaken, ... ), pø̜̄rtjǝ (Heerlerheide, ... ), pø̜rtjǝ (Neeritter, ... ), schofdeur: sxūf˱dø̄r (Wanssum), staldeur: [stal]dei̯ǝr (Beverst, ... ), [stal]dēr (Hasselt, ... ), [stal]dēǝr (Kermt), [stal]dir (Bree), [stal]dīr (Gelieren Bret, ... ), [stal]dīǝr (Genk), [stal]di̯ø̜r (Val-Meer), [stal]dyǝr (Eys, ... ), [stal]dȳr (Aldeneik, ... ), [stal]dȳǝr (Bocholtz, ... ), [stal]døi̯ǝr (Tessenderlo), [stal]dør (Beringen, ... ), [stal]døu̯r (Borgloon), [stal]døǝ̜r (Brustem, ... ), [stal]dø̄i̯ǝr (Opheers), [stal]dø̄r (Achel, ... ), [stal]dø̜̄i̯ǝr (Kwaadmechelen), [stal]dø̜̄r (Echt, ... ), [stal]dø̜̄u̯r (Sint-Truiden), [stal]dø̜̄u̯ǝr (Herk-de-Stad), [stal]dø̜r (Eisden, ... ), [stal]dø̜u̯r (Borlo), [stal]dē̜ ̞r (Rosmeer), stāl`dø̄r (Zonhoven), štal`dø̄r (Zonhoven), (mv)  [stal]dȳǝrǝ (Wanssum, ... ), [stal]døi̯ǝrǝ (Tessenderlo), [stal]dørǝ (Meijel), [stal]dø̄ ̞rǝ (Achel, ... ), [stal]dø̄rǝ (Baarlo, ... ), [stal]dø̜̄rǝ (Heythuysen, ... ), staldeur achter: štaldø̄r axtǝr (Schimmert), staldeur van de mesthof: staldø̜u̯r van dǝ mɛstof (Borlo), staldeurtje: [stal]dø̄rkǝ (Blerick, ... ), [stal]dø̜rkǝ (Borgloon, ... ), [stal]dēǝrkǝ (Kermt), stalpoort: [stal]port (Montfort), [stal]pu̯ǫt (Borgloon, ... ), [stal]pōrt (Maastricht), [stal]pōǝrt (Lanaken), [stal]pǫrt (Echt, ... ), [stal]pǫǝts (Bocholtz), [stal]pǭt (Diepenbeek, ... ), [stal]pǭǝt (Welten), [stal]pǭrt (Hasselt, ... ), stalpoortje: [stal]pi̯ø̄tjǝ (Zichen-Zussen-Bolder), [stal]pi̯ø̜tšǝ (Millen), (mv)  [stal]pȳrtšǝs (Maaseik), stalsdeur: štals˱dyr (Hoensbroek), štals˱dø̄r (Maasniel), (mv)  štals˱dȳrǝ (Hoensbroek), uitgangspoort: ǭu̯t˲gaŋspōǝt (Vliermaal), uitrijdeur: ātrē̜ ̞dø̜u̯r (Borlo), varkensstaldeur: vērkǝsštāldø̄r (Mheer), weidepoort: wei̯pǭǝt (Riksingen), wēi̯pǭrt (Oirsbeek) In dit lemma worden de algemene benamingen verzameld voor de deur van een stal of koestal, zowel die voor de dubbele deur of poort als ook die van de enkele deur die alleen voor personen wordt gebruikt. Aan de hand van de vaak transparante samenstellingen is doorgaans wel uit te maken op welk type poort of deur de benaming betrekking heeft, waar deze zich bevindt of welk doel zij heeft. Vergelijk ook de lemmata "voorstaldeur" (2.2.11), "schuurpoort" (3.1.2) en "poort" (4.1.1). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2) en voor die van het woorddeel (koestal) het lemma "koestal" (2.2.1). [N 5A, 51b, 52a, 53c; N 4, 39; N 5,112a; A 10, 7a; monogr.; add. uit N 5A, 34b, 44b] I-6
stam uit een haag heggenstam: heggestam (Eksel), hekke stam (Montfort), ideosyncr.  higgestam (Vlodrop), heggenstek: ideosyncr.  hegkestèk (Thorn), heggenstok: hegke sjtok (Schimmert), hoagestok (Eigenbilzen), hègkestok (Neerharen), eigen spellingsysteem  hèkkesjtok (Schinnen), WBD/WLD  higgəstòk (Grevenbicht/Papenhoven), WLD  hèggestok (Geverik/Kelmond), hèègestok (Itteren), hèèggestok (Itteren), hékgə sjtòk (Doenrade), heggenstorkel: WBD/WLD zacht K  hékkesjtorkel (Lutterade), heggenstruik: hegkesjtrōēk (Hoensbroek), knuppel: knuppel (Roermond), knôppel (Boekend), knuppel uit de heg: knôppel oet-de hek (Blerick), laak: WLD  laok (Guttecoven), post: IPA, omgesp.  poͅst (Kwaadmechelen), WLD (gelezen als poSt)  port (Schimmert), remmel: Venlo e.o.  remmel (Maasbree), stam: eigen fon. aanduidingen  stam (Ell), eigen spellingsysteem  stam (Meijel), ideosyncr.  schtam (Eijsden, ... ), WBD/WLD  stam (As), stam van de heg: schtam van de heck (Vaals), stam van een heg: eigen spellingsysteem  stam v e heg (Meijel), stammetje: WLD  sjtemke (Posterholt), stek: schtek (Heerlerbaan/Kaumer), stek (Oirlo, ... ), WLD  stek (Born, ... ), stengel: ideosyncr.  sjtengel (Kerkrade), stok: sjtok (Gulpen), stoek (Noorbeek, ... ), #NAME?  sjtòk (Klimmen), ideosyncr.  sjtôk (Gronsveld), Veldeke  ’ne sjtok (Klimmen), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  sjtok (Gulpen), Veldeke mv.  sjtök (Klimmen), stokje: sjtökskə (Epen), stronk: ± WLD  stro‧nk (Weert), tak: WBD/WLD  tak (Urmond) Een stam uit een haag (port). [N 82 (1981)] III-4-3