e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
steel van de stikker stikkersteel: stekǝrstiǝl (Ospel), stekǝrstēl (Meterik), stikkerstek: stekǝrstɛk (Meijel), stikkerstok: stekǝrstok (Griendtsveen, ... ) [II, 38b] II-4
steel van de zeis ([zeis])boom: [zeige]bau̯m (Swalmen), [zeis]bom (Geysteren, ... ), [zeisse]bō.m (Diets-Heur, ... ), [zeisse]bōm (Kerkrade), [zeisse]bǭ.m (Vreren), [zeissen]bōm (Helden, ... ), bau̯m (Montfort, ... ), buǝm (Arcen), bǫm (Gennep, ... ), bǫu̯m (Alken), bǫǝm (Lottum), bǭm (Peij), ([zeis])snaad: ([zeis])snaad (Sint-Martens-Voeren, ... ), [zeige]snāt (Putbroek), [zeigsel]snǭt (Borgharen), [zeisse]snuǝt (Bommershoven, ... ), [zeissel]šnǭt (Bunde, ... ), [zeissem]snoǝt (Brustem, ... ), [zeissem]snuǝt (Kortessem), [zeissem]snōǝt (Borgloon, ... ), [zeissem]snǭt (Elsloo, ... ), [zeissie]snǭt (Ellikom, ... ), snaǝt (Maaseik), snãt (Tessenderlo), sno (Meijel), snoǝt (Henis, ... ), snuø̜t (Rijkhoven), snuǝt ('S-Herenelderen, ... ), snuǫi̯t (Genoelselderen, ... ), snu̯ęt (Martenslinde), snái̯ (America), snø̜̄t (Hasselt, ... ), snø̜i̯ (Horst, ... ), snō.t (Genk, ... ), snō.ǝt (Beverst, ... ), snōi̯ (Venlo), snōi̯t (Helchteren, ... ), snōt (Berverlo, ... ), snōu̯t (Herk-de-Stad), snōǝt (Aalst, ... ), snū.ǝt (Houthalen, ... ), snūt (Smeermaas), snūǫt (Grote-Spouwen), snǫt (Guttecoven), snǫǝt (Lommel, ... ), snǭ.t (As, ... ), snǭ.ǝt (Paal, ... ), snǭi̯ (Blerick, ... ), snǭt (Amstenrade, ... ), snǭǝt (Achel, ... ), snɛ (Lottum, ... ), šnōǝt (Wijlre), šnǫu̯t (Melick), šnǭt (Amby, ... ), šn˙ǭt (Helden, ... ), ([zeis])snaar: ([zeis])snaar (Kessenich, ... ), [mej]snǭr (Oud-Caberg), [zeigse]snǭr (Boukoul, ... ), [zeisse]snǭr (Grathem), [zeisse]šnǭr (Haelen), [zeissel]šnǭr (Holtum, ... ), snor (Steyl), snǭr (Baarlo, ... ), šnǭr (Herten, ... ), ([zeis])steel: [mej]stię.l (Riemst, ... ), [mej]stīǝl (Hees), [zeigsel]stēl (Kessenich), [zeisse]sti̯ęl (Herderen), [zeisse]stī.l (Lauw, ... ), stiǝl (Genk), sti̯ęl (Zichen-Zussen-Bolder), stēi̯ǝl (Lommel), stēl (Blerick, ... ), stēǝl (Lanklaar), stęi̯l (Borlo, ... ), stęǝl (Beverst, ... ), stī.l (Mechelen-Bovelingen, ... ), stīl (Borgloon, ... ), stīǝl (Lummen, ... ), stɛl (Sevenum), st˙iǝl (Gelinden, ... ), štil (Eygelshoven, ... ), štiǝl (Gronsveld), štēl (Einighausen, ... ), štīl (Heerlen, ... ), štīǝl (Noorbeek, ... ), (zeisse)werf: [zeisse]węrf (Martenslinde), węrf (Kortijs, ... ), wɛrf (Val-Meer), (zeissel)snaard: [zeisse]snōǝrt (Eisden), [zeissel]šnǭrt (Born), snōrt (Dieteren), snǭrt (Dilsen, ... ), šnǭrt (Buchten), gewerf: gewerf (Amstenrade, ... ), gǝwęrǝf (Wijlre), maaibalk: mɛ̄ba.lǝk (Val-Meer), snaap: šnǭp (Maasniel), zeisgesnaar: [zeis]gǝsnǭr (Horn, ... ), zeissiesnaak: [zeissie]snǭk (Stramproy) De benamingen voor de steel van de zeis. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 4. In de Nijmeegse vragenlijst 18 is gevraagd naar het voorkomen van de zeis met een steel als van model B. Van de 133 invullers kenden er 110 het model niet. Op een enkele uitzondering na (die wijst op het te maaien object: taludzeis, serdelzeissem) heeft het model geen aparte naam; soms wordt uitdrukkelijk opgegeven dat het bovenste handvat ontbreekt of vroeger ontbrak (in P 197, Q 94, 99, 171, 172, 174, 175, 178, 179, 179a en 188). Het voorkomen van model B is ook nog af te leiden uit de opgaven over de benamingen van de handvatten, nl. daar waar het bovenste handvat "kort" of het onderste "lang" wordt genoemd (in L 324 en 382). De twee invullers van L 318b beschreven kennelijk zowel model A als model B: de één noemde het bovenste handvat het lange en het onderste het korte; de ander deed dit precies omgekeerd. Tenslotte is het voorkomen van model B af te leiden uit de antwoorden op de Nijmeegse vragenlijst C, waar is gevraagd naar het handvat van de zeis, "indien er maar één is" (zie het lemma ''enkelvoudig handvat''); op deze vraag is bevestigend geantwoord in 16 plaatsen. Op grond van al deze gegevens is in kaart 11 aangegeven waar model B voorkomt. Zie verder onder de lemma''s over de handvatten van de steel van de zeis en afbeelding 4. Met ''werf'' en ''gewerf'', die in dit lemma voorkomen, wordt doorgaans de steel van de zicht aangeduid. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel ''zeis'' zie het lemma ''zeis''. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 18, 67a; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 6; L 45, 6; add. uit N 14, 131; N 18, 68 en 69; A 4, 28; A 14, 2; A 23, 16; L 20, 28; monogr.] I-3
steel van de zicht arm: ɛrǝm (Kortessem), gewerf: gǝwɛ.rǝf (Boorsem, ... ), gǝwɛrǝf (Amstenrade, ... ), gǝwɛ̄.rǝf (Lanaken, ... ), gǝwɛ̄rǝf (Amby, ... ), handvat: hantj˲vat (Heel), hant˲vāt (Niel-bij-As), hā.nt˲vǭǝ.t (Bommershoven), hā.n˲vǫǝt (Rutten), hānt˲vat (Geysteren), hɛnt˲vat (Born), kolf: kǫ.lǝf (Houthalen), kraan: krān (Meerssen), kruk: krøk (Weert), pikwerf: pekwɛrǝf (Beringen, ... ), pekwɛrǝp (Halen), snaad: snu̯ǭt (Hoeselt), snǫu̯t (Maasmechelen), snǭt (Bree, ... ), snǭǝt (Bocholt, ... ), šnǭt (Rothem, ... ), snaar: šnǭr (Haelen), steel: stei̯ǝl (Alken, ... ), stil (Opglabbeek, ... ), stiǝl (Gelieren Bret, ... ), stēl (Achel, ... ), stēǝl (Beverst), stē̜l/štē̜l (Zichen-Zussen-Bolder), stęi̯l (Borlo, ... ), stęǝl (Sint-Truiden, ... ), stī.l (Mechelen-Bovelingen), stīl (Borgloon), stīǝl (Zutendaal), štiǝl (Hoensbroek), štēl (Baexem, ... ), štīl (Eygelshoven, ... ), stek: stęk (As, ... ), werf: wa.rǝf (Koninksem, ... ), wø̜rǝf (Lommel, ... ), wę.rǝf (Zolder), węrǝf (Paal), wɛ.rǝf (Alken, ... ), wɛrǝf (Arcen, ... ), wɛ̄rǝf (Eigenbilzen, ... ), wip: wep (Bree), zichteboom: zextǝnbǫm (Mook), zichtegewerf: zextǝgǝwɛ.rǝf (Elen, ... ), zextǝgǝwɛrǝf (Born, ... ), zextǝgǝwɛ̄.rǝf (Eisden, ... ), zextǝgǝwɛ̄rǝf (Hees, ... ), zixtǝgǝwɛ.rǝf (Romershoven), zixtǝgǝwɛrǝf (s-Gravenvoeren), zixtǝngǝwɛrǝf (Borgharen), zī.xtǝgǝwɛ.rǝf (Vliermaal, ... ), zī.xtǝgǝwɛrǝf (Wintershoven), zichtesnaad: zixtešnǭt (Amby, ... ), zichtesnaak: zixtǝsnǭk (Schinnen), zichtesteel: zextǝstēl (Haelen, ... ), zīi̯ǝtǝštēl (Vijlen), zichtewerf: zextǝwø̜̄rǝf (Horst, ... ), zextǝwɛrǝf (Baexem, ... ), zextǝwɛ̄.rǝf (Achel, ... ), zi.xtǝwa.rǝf (Rijkhoven), zi.xtǝwɛ.rǝf (Werm), zi.xtǝwɛrǝf (Grote-Spouwen), zixtǝwę.rǝf (Diets-Heur), zixtǝwɛrǝf (Riemst, ... ), zixtǝwɛ̄.rǝf (Herderen), zixtǝwɛ̄rǝf (Vlijtingen, ... ), zēxtǝwɛrǝf (Wanssum), zī.xtǝwɛ.rǝf (Bommershoven, ... ), zīǝtǝwē̜rǝf (Mechelen), zichtewervel: zextǝwɛ.rvǝl (Ophoven), zichtgewerf: [zicht]˲gǝwɛrǝf (Born, ... ), zichtsnaad: zextsnǭt (Venray), zichtsnaar: zexsnǭr (Venray), zichtwerf: [zicht]wø̄.rǝf (America), [zicht]wɛ.rǝf (Berbroek, ... ), [zicht]wɛrǝf (Aalst, ... ), zichtwerk: zī.xwɛ.rǝk (Heers), zichtwervel: zex(t)wɛrvǝl (Maaseik) Houten gedeelte van de zicht. De lengte hiervan is ¬± 80 cm; aan het ene uiteinde zit het handvat en aan het andere wordt het blad bevestigd. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 en afbeelding 5. Vergelijk ook lemma en kaart ''steel van de zeis'' (3.2.3) in aflevering I.3. Omdat men ter plaatse de zicht vanouds niet gebruikte, is er voor de steel geen naam bekend in: L 312, 313, 315, 316, 353, 354, 355, 356, 358, 359, 361, 362, 363, 364, 365, 366, 368 en 413. Als voor dezelfde plaats zowel een simplex (werf, gewerf) alsook een samenstelling (zichtewerf e.d.) is opgegeven, is in dit lemma alleen het simplex opgenomen. De snaad-opgaven zijn wel overdrachtelijk vanwege de steel van zeis; de steel-opgaven zijn doorgaans jong. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht] zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). [N 18, 70a; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 8; L 45, 8; monogr.; add. uit: N 14, 131; A 14, 10; Lu 1, 16.2] I-4
steel, stengel bloemsteel: blómmesteel (Maastricht), smeel: smeel (Gennep, ... ), stam: stam (Beverlo, ... ), steel: sjteel (Sittard), steel (Tungelroy), steil (Hasselt), stēl (Meldert, ... ), stēəl (Hamont), stiël (Maaseik), st‧ēl (Meeswijk), stengel: steͅŋəl (Beringen, ... ), stingel (Venlo), stots (van vruchten): eig. staart  sjtuts (Gronsveld) bloemsteel || steel || steel v vruchten || steel ve bloem || steel ve plant [Goossens 1b (1960)] || steel, stengel || stengel III-4-3
steelpan melkpan: meləkpan (Tongeren), meͅlkpan (Maaseik, ... ), meͅləkpan (Diepenbeek, ... ), møͅlkpan (Bree), mɛlkpan (Hoeselt, ... ), mɛləkpan (Hasselt, ... ), vr.  meͅlkpan (Borgloon), meͅləkpan (Borgloon), ™ niet omgespeld  me͂ͅləkpan (Kermt), melkpannetje: meelkpenneke (Eijsden), melkpenke (Stevensweert), meͅləkpeͅnəkə (Neerharen), meͅləkpɛnəkə (Spalbeek), mèlkpenke (Kinrooi), mɛləkpɛnəʔə (Kwaadmechelen), melkspan: steelpannetje om melk te koken  millespan (Bleijerheide), pannetje: penneke (Meijel), pänneke (Sint Pieter), pɛnəkə (Peer), bijvoorbeeld voor melk  penke (Eygelshoven), klein pot met steel  pɛnəke (Peer), pappot: dunne pan voor pap  pappot (Schimmert), sauspan: sau̯span (Kinrooi), sawspan (Waterloos), sāspan (Hoeselt, ... ), sāu̯span (Maaseik), sōu̯span (Diepenbeek), sōͅu̯span (Ophoven), sōͅu̯spaon (Opglabbeek, ... ), soͅu̯span (Maaseik), sàwspan (Hamont), sø&#x0304əspan (Kermt), #NAME?  suispan (Kwaadmechelen), om saus te warmen  sawspan (Rothem), saus  sai̯span (Bree, ... ), sauspannetje: saus-penke (Herten (bij Roermond)), sauspenke (Bree, ... ), sauspènneke (Eksel, ... ), sau̯speͅnəkə (Paal, ... ), sau̯spɛnəʔən (Lommel), sōspɛnəkə (Genk, ... ), søͅspɛnəʔə (Kwaadmechelen), hoog  sawspɛnkə (Opglabbeek), man.  sōͅu̯s⁄pēͅnəkə (Boekt/Heikant), sauspot: sauspot (Kinrooi, ... ), smeltpan: smeltpan  smiltpan (Heerlen), smoutpannetje: sjmoutpenke (Puth), staartpan: startpan (Gennep, ... ), stɛrtpan (Lommel), staartpannetje: startpenneke (Oirlo), stártpenneke (Castenray, ... ), stɛrtpɛnəʔən (Lommel), staartpot: startpoͅt (Gennep, ... ), steelpan: sjteel-pan (Tegelen), sjteelpan (Guttecoven, ... ), sjtielpan (Mesch), sjtilpan (Waubach), sjtīē.lpan (Waubach), sjtīēëlpan (Hoensbroek), steelpaan (Meijel), steelpan (Grathem, ... ), štēlpan (Tegelen  [(dim: štēlpɛnkǝ)+K2308]  ), hoge pan  sjtieëlpan (Klimmen), St. P.  steelpan (Sint Pieter), voor melk en zo.  steelpan (Venlo), vr. mv. pan\\  steͅi̯lpan (Halen), steelpannetje: schtēēlpenke (Schimmert), sjteel penneke (Schimmert), sjteelpenke (Roermond, ... ), sjteelpènke (Tegelen), steelpenke (Leuken, ... ), steelpenneke (Maastricht, ... ), steelpènneke (Milsbeek, ... ), binnen lichtbruin, buiten donkerbruin, buiten donkerbruin verglaasd; quarz: 1.5 liter halfs: 0.75 liter  štēlpɛnkə (Brunssum), klein  sjteelpenke (Maasniel), meestal geemailleerd en van buiten groen gelakt nu ook van aluminium  steelpänke (Maasbracht), Nb. (geëmailleerd of van blik zijn ook van latere datum).  sjteelpenke (Tegelen), Steelpannetje.  steelpenke (Heythuysen), voor het koken van eieren  steelpenke (Roermond), steeltjespotje: steelkespötje (Nederweert), stēlkəspøͅtjə (Nederweert), stoofpan: v.  støͅfpan (Hasselt), struifpan: strøͅi̯fpan (Lommel) kleine sauspan || Pan met steen, in L 270 met een inhoud van 1,5 liter (kwārts) en 0,75 liter (halfs). De pan was van binnen lichtbruin, van buiten donkerbruin verglaasd. [N 49, 102a; monogr.] || pot, metalen ~ met steelvormig handvat; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pot, metalen ~ met twee oren; inventarisatie benamingen (bròòjpan, bakpan); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || steelpan || steelpannetje [N 49 (1972)] || steelpotje II-8, III-2-1
steelschaaf steelschaaf: štēlšāf (Tegelen), stokschaaf: stǫksxǭf (Leopoldsburg) Een schaaf met een steel die aan de bovenzijde is voorzien van een houten handvat en aan de onderzijde van een ijzeren vork, waarin de zool van de schaaf geklemd zit. De zool scharniert in de bevestigingspunten van de vork. De steelschaaf wordt gebruikt om ronde of boogvormige stukken glad te schaven. Zie ook afb. 50. [N G, 38a, add.; N 53, 62, add.] II-12
steelvormig handvat fourchettensteel: fərsxeͅtəstēl (Molenbeersel), fəršeͅtəsteəl (Bilzen), gaffelsteel: gafəlstēl (Molenbeersel), handhaaf: hantef (Schimmert), hantəf (Meeuwen), verouderd  hantef (Bree), handsvat: handsvat (Gennep), handvat: haandvat (Jeuk, ... ), haantvat (Sint-Martens-Voeren), handjvat (Heythuysen, ... ), handvaat (Schimmert), handvat (Blerick, ... ), hangkvat (Helden/Everlo), hankvat (Schaesberg), hantjvat (Herten (bij Roermond)), hantj˃vā.t (Montfort), henjdvat (Guttecoven), pannensteel: pannesjteel (Helden/Everlo), staart: stat (Bommershoven, ... ), steel: schteel (Amby, ... ), schtēēl (Heer, ... ), schtiel (Mheer, ... ), schtīēl (Heerlen), shtīēl (Mheer), sjteel (Asenray/Maalbroek, ... ), sjteeël (Herten (bij Roermond)), sjteiel (Klimmen), sjtēēl (Swalmen), sjtieel (Schaesberg, ... ), sjtieël (Klimmen, ... ), sjtil (Eys, ... ), sjtill?? (Rimburg), sjtiël (Gronsveld), sjtīēl (Mheer), sjtīl (Waubach), sjtĭl (Gulpen), sjtèel (Doenrade), steel (Afferden, ... ), stei̯əl (Hoepertingen), stel (Lanklaar), steəl (Beverst, ... ), stē.l (Hasselt, ... ), stēēl (Beesel), stēi̯l (Hoepertingen), stēi̯əl (Beverlo), stēl (Amby, ... ), stēəl (As, ... ), stēͅ.l (Lummen), stēͅi̯l (Mielen-boven-Aalst), stēͅl (Bree, ... ), stēͅəl (Eksel), steͅl (Mielen-boven-Aalst, ... ), stieel (Noorbeek, ... ), stiel (Ubachsberg), stiêl (As, ... ), stiël (Neeroeteren), stiəl (Heers, ... ), stī.l (Borgloon, ... ), stīējl (Opglabbeek), stīēl (As, ... ), stīl (Berg, ... ), stīəl (Bilzen, ... ), sti̯eͅl (Martenslinde, ... ), stêêl (Rekem), stø͂ͅəl (Paal), st‧ēl (Meeswijk), st‧īl (Tongeren), šteel (Roermond), štē.l (Montzen), štēl (Montzen, ... ), štil (Kerkrade), štiəl (Hoensbroek), štīəl (\'s-Gravenvoeren), (e=doffe) nb. ook stj\\l.  stjel (Eigenbilzen), (I,-lang).  schtīl (Schaesberg), (ie van mier).  štiel (Brunssum), (Langer als in stil).  sjtil (Mechelen), (zachte ei)  steil (Nieuwerkerken), De steel van de pan, de bessem, de fersjèt  steel (Maastricht), meervoud sjteel  sjtieël (Klimmen), Verkle. steelke  steel (Maastricht), Verklw. sjtiëlke  sjtieël (Heerlen), steeltje: steͅlkə (Loksbergen) handvat van verschillende voorwerpen || lang handvatsel || Oorvormig handvat van b.v. een kopje, pan, kan etc. (oor, handsvat, handvat) [N 79 (1979)] || Rechte greep waarmee b.v. een pan, kan pot, lepel, vork wordt aangepakt (steel, handvat, handsvat) [N 79 (1979)] || steel [SGV (1914)], [ZND A1 (1940sq)] || steel van een vork [ZND 07 (1924)] III-2-1
steen baak: Bree Wb.  bauk (Bree), WBD/WLD  bawk (As), bōūk (Opglabbeek), blauwe steen: blő̜wǝ stɛjn (Berlingen, ... ), kassei: katsęj (Lummen), kasseisteen: kasęjstēǝn (Alt-Hoeselt), katsęjstin (Lummen, ... ), katsęjstēǝn (Kuringen), katsęjstɛjn (Berlingen), keen: keene (Maastricht), keén (Gulpen), kējn (Noorbeek), kēͅ.ən (Eys, ... ), kieën (Houthalen), koon (Geulle), kéèn (Wijlre), kéên (Noorbeek, ... ), këan (Vaals), kën (Gronsveld), kóón (Valkenburg, ... ), kôôən (Epen), Endepols  keen (Maastricht), ideosyncr.  kèjn (Eijsden), kèn (Eijsden, ... ), kën (Gronsveld), IPA, omgesp.  kɛən (Kwaadmechelen), meerv.  kēūn (Valkenburg, ... ), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  keën (Gulpen), WBD/WLD  kee.nə (Maastricht), keen (Maastricht), WLD  keejn (Maastricht), keene (Maastricht), keeën (Mheer), keéën (Gulpen, ... ), këen (Vijlen), kern: kair (Ittervoort, ... ), keer (Heerlerbaan / Kaumer / Bauts / Rukker), kern (Eys), kééjən (Loksbergen, ... ), kéér (Pey), #NAME?  keer (Hoensbroek), ideosyncr.  keer (Kerkrade), kèr (Susteren), kéer (Oirsbeek), Veldeke  keer (Waubach), Verklw. kjènke  kjê"n (Beverlo), WBD/WLD  keer (Heerlen), kern (Caberg), WLD  kāēr (Sevenum), keer (Brunssum), kàèr (Sevenum), kèir (Schinnen), kèèr (Schimmert), kèèər (Oirsbeek), kéér (Doenrade), ± WLD  kaer (Klimmen), kjaan (Vlijtingen), kits: ideosyncr.  kitsch (Vlodrop), kitsj (Kerkrade), WBD/WLD = appelpit  keets (As), knop: knoep (Schimmert, ... ), knop (Schinnen, ... ), knôp (Stein), knôêp (Dilsen), ideosyncr.  knôp (Thorn), m.  knu.p (Eys), Veldeke  knoep (Klimmen), Veldeke mv.  knüp (Klimmen), WBD/WLD  knoop (Grevenbicht / Papenhoven), knop (Ophoven), WBD\\WLD  knŏĕp (Amstenrade), WLD  knoep (Hulsberg, ... ), knop (Born), knŏĕp (Sweikhuizen), knuup (Schaesberg), knóp (Itteren), pit: pit (Blerick, ... ), pít (Eys), #NAME?  pit (Klimmen), eigen fon. aanduidingen  pit (Ell), eigen spellingsysteem  pit (Geleen, ... ), Endepols  pit (Maastricht, ... ), ideosyncr.  pit (Hoensbroek, ... ), NCDN  pit (Stevensweert), oude spellingsysteem  pi (Meijel), Veldeke  pit (Haelen), Veldeke 1979, nr. 1  pit (Venray), Veldeke aangepast kers  pit (Tienray), Veldens dialekt  pit (Velden), WBD-WLD  pit (Roermond), WBD/WLD  pit (Lutterade, ... ), WLD  pit (Geleen, ... ), plavei: plǝvɛj (Lanaken), plaveisteen: plavęjstɛjn (Wellen), pruimensteen: eigen spellingsysteem pruimesteen  proemestiën (Meijel), pulfsteen: pølǝfstēn (Kuringen), steen: schtein (Amby), sjtein (Baarlo, ... ), sjtel (Doenrade), sjtéin (Swalmen), steei̯n (Lanaken), steen (Eigenbilzen, ... ), stein (Blerick, ... ), steín (Maastricht), stēīn (Horst), stien (Houthalen), stieën (Eksel), stīejn (Jeuk, ... ), stèin (Neerharen), stèèjn (Nederweert), stɛjn (Broekom, ... ), #NAME?  sjtee (Hoensbroek), Bree Wb.  stein (Bree), eigen fon. aanduidingen  stein (Ell), eigen spellingsysteem  sjteen (Merkelbeek), sjtein (Schinnen), sjteín (Maastricht), stiën (Meijel, ... ), stjein (Neer), Endepols  stein (Maastricht, ... ), ideosyncr.  sjtein (Sittard), LDB  sjtein (Roermond), Nijmeegs (WBD)  stîen (Meijel), Veldeke  stein (Echt / Gebroek), Veldeke aangepast perzik, pruim  stieën (Tienray), Venlo e.o.  stein (Maasbree), WBD / WLD  sjtein (Beesel, ... ), WBD/WLD  sjtein (Kapel in t Zand), stein (As, ... ), WLD  sjtein (Geverik / Kelmond, ... ), sjtēin (Schinnen), sjtēīn (Heel), stein (Maasbree, ... ), stēīn (Maastricht), stijn (Maastricht), stīēn (Venray), WLD (De o is niet voldoende gedifferentiëerd; vandaar soms –)  sjtein (Haelen), ± WLD  stein (Weert) De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)] || Hoe noemt u: de pit van een steenvrucht (baak) [N 72 (1975)] || Holle, arduinen steen waar het uiteinde van de molenboom in rust en ronddraait. De steen is ingewerkt in een vierkant houten of stenen blok. Op veel plaatsen werd de steen in de loop van de jaren vervangen door een uit brons of gietijzer vervaardigd kussen. Zie ook het lemma ɛkussenɛ.' [Vds 72; Vds 87; Coe 70; Grof 91; A 42A, 4] || pit (van vruchten) || steen (kern van steenvrucht) II-3, III-2-3
steen voor de inmaakpot moeskei: moeskej (Castenray, ... ), mōskeͅi̯ (Altweert, ... ), mōskɛi̯ (Tungelroy), muskeͅi̯ (Blitterswijck, ... ), moessteen: moosstein (Nederweert), mōssteͅi̯.n (Altweert, ... ), mōssteͅi̯n (Tungelroy) steen om op de moeston te leggen, om het afsluitend deksel op het moes te drukken || steen voor verzwaring van deksel op zuurkoolvat || zware kei om zuurkool samen te persen || zware kei; de moosstein werd op het losse deksel van het zuurkoolvat gelegd om een constante druk op de zuurkool te krijgen || zware steen op \'t afsluitend deksel van de zuurkool III-2-1
steen, maat van 6 kilo steen: Ene stieën vlas: een bussel van zes kg. fijn gehekeld vlas.  stieën (Blitterswijck, ... ) bepaalde hoeveelheid (zes kg.) III-4-4