e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

Gevonden: 4058
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
augurk komkommertje: WBD/WLD  komkummerkes (Lutterade) Een soort van kleine komkommer die vaak in azijn wordt ingemaakt; een augurk (canichon, augurk). [N 82 (1981)] I-7
aureool aureool: den aureoal (Lutterade), heiligenkrans: den heiligekrans (Lutterade), krans: de krans (Lutterade) De gouden lichtkrans of -kring boven om het hoofd van een heiligenbeeld [aureool, nimbus?]. [N 96A (1989)] III-3-3
auto wagen: wagen (Lutterade) een bestuurbaar voertuig op 3 of meer wielen, voortbewogen door een zich daarin bevindende motor, meestal gedreven door benzine [auto, wagen, kar, tuffer] [N 90 (1982)] III-3-1
autoped autoped: autoped (Lutterade) Het speeltuig bestaande uit een plankje op twee kleine wielen met een stuurstang waarop men door afzetten met de voet rijdt [autoped, glijer, step, aveseerplankje]. [N 88 (1982)] III-3-2
averechts, achterstevoren averechts: averechs (Lutterade) niet de goede zijde tonend [averechts, verhard, verkeerd, keeraats] [N 91 (1982)] III-4-4
avondgebed avondsgebed: aëves gebead (Lutterade) Het avondgebed/avondsgebed met gewetensonderzoek [aovendgebed, aovesgebed, aoëvetsjebed?]. [N 96B (1989)] III-3-3
avondmaal avondeten: aovendaete (Lutterade), aoventaete (Lutterade), avondseten: aeves eate (Lutterade) de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] III-2-3
avondtriduüm avondtridum: oavend tridium (Lutterade) Een godvruchtige oefening op drie achtereenvolgende avonden, avondtriduüm. [N 96B (1989)] III-3-3
avondwake rouwdienst: rouwdeens (Lutterade) De dienst gehouden op de avond voorafgaand aan de begrafenis. [N 96D (1989)] III-3-3
azijn eedje: aetje (Lutterade, ... ) azijn; Hoe noemt U: De zure vloeistof bestaande uit azijnzuur en water, die o.a. gebruikt wordt bij het bereiden en conserveren van spijzen (azijn, arzijn, eek) [N 80 (1980)] III-2-3