e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

Gevonden: 4058
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
balans waag: woag (Lutterade) balans [SGV (1914)] III-3-1
baldakijn hemel: den hemel (Lutterade) De rechthoekige troonhemel waaronder het H. Sacrament wordt rondgedragen in de processie [Hemel, balkon, draaghemel, himmel]. [N 96C (1989)] III-3-3
balorig kops: köpsch (Lutterade) baloorig [SGV (1914)] III-1-4
balzak zak: zak (Lutterade, ... ), zakje: zèkske (Lutterade) balzak, scrotum [zak, beurs] [N 10c (1961)], [N 10c (1995)] III-1-1
bandelier van de suisse bandelier: banjeleer (Lutterade) De bandelier van de suisse waarop de woorden: Eerbied in Gods huis. [N 96B (1989)] III-3-3
bandgalerij bandgalerij: banjtjgalǝri (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]) Galerij waarin het transport met behulp van een transportband plaatsvindt. Een bandgalerij kan zowel een aanvoer- als een afvoergalerij zijn (Lochtman pag. 58). [N 95, 376; monogr.] II-5
bandiet schobbejak: sjobbejak (Lutterade) een gewelddadige schurk [bandiet, schobbert, schobbejak, deugniet, boelmaker] [N 90 (1982)] III-3-1
bandje over de mouw aan de onderkant pat (<fr.): cfr. WNT: pat (I) [van fr. patte], bet. 2): oneig., als kleermakersterm; ook in den verkl. patje. Een korte strook of lap die met het eene uiteinde aan een deel van het kledingstuk is bevestigd en aan het andere uiteinde door middel van een knoop wordt vastgemaakt.  pat (Lutterade) een bandje over de mouw aan de onderkant (pat?) [N 59 (1973)] III-1-3
bandschort met borststuk scholk: sjolk (Lutterade) schort met borststuk en schouderbanden [schortel, scholk, sjutsel] [N 24 (1964)] III-1-3
bangerik bangeschijterd: bange schietert (Lutterade) iemand die altijd bang is [bloodaard, coion, bangerik] [N 85 (1981)] III-1-4