e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q016p plaats=Lutterade

Overzicht

Gevonden: 4058
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
begraven begraven: begrave (Lutterade) een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 87 (1981)] III-2-2
begrip, besef belul: belūl (Lutterade), benul: benul (Lutterade), verstand: ei good versjtandj (Lutterade) besef (hij heeft er geen ~ van) [SGV (1914)] || een bewuste, duidelijke voorstelling [benul, belul, besef] [N 85 (1981)] || het vermogen om iets te begrijpen [begrip, begrijp] [N 85 (1981)] III-1-4
beiaard klokkenspel: klokkesjpeel (Lutterade) Het geheel van zuiver gestemde klokken die door een klavier bespeeld kunnen worden [klokkenspel, beiaard, carillon]. [N 90 (1982)] III-3-2
beieren luiden: de klokke loewe (Lutterade), de klokke loeë (Lutterade) Hoe zegt men : de klokken beieren?. [N 96A (1989)] III-3-3
beitelblok loodje: lø̜̄ǝtjǝ (Lutterade) Stuk lood dat men onder het met de knoopsgatenbeitel uit te ponsen knoopsgat legt. De informanten van L 417, Q 7, Q 88 en Q 99 geven aan dit beiteltje nooit gebruikt te hebben. De informanten van K 361 en Q 121c namen hiervoor een stuk karton, eventueel met een blaadje lood op de helft bevestigd (Q 121c). De informant van Q 95 zegt dat de kleermakers vaker een eikehouten blok als lood gebruikten. De informant van Q 83 maakte van hennep of binnenwerk een onderlegger. Een andere informant van Q 83 hanteerde een ø̄brikjeø̄, vroeger gemaakt van aardewerk, nu van kunststof. De informant van L 265 gebruikte geen beitel maar de knoopsgatenschaar. [N 59, 29b] II-7
bek muil: moel (Lutterade), WBD/WLD  moel (Lutterade) Hoe noemt u de bek van een dier (muil, bakkes) [N 83 (1981)] III-4-2
bekendmaken uitbellen: oetbelle (Lutterade) officiëel bekend maken [uitbellen, uitklinken, afkleppen] [N 87 (1981)] III-3-1
bekennen bekennen: bekenne (Lutterade) uitkomen voor een schuld [kennen, bekennen] [N 85 (1981)] III-1-4
bekeuren verbaliseren: verbaliszeren (Lutterade) iemand een boete opleggen [kalangeren, kallizeren, noemren, opboeten, schutten, opkalken, beboeten] [N 90 (1982)] III-3-1
bekkens bekkens: bekkens (Lutterade) Het muziekinstrument dat bestaat uit twee koperen schijven met leren handvaten, die tegen elkaar geslagen worden [bekkens, schellen]. [N 90 (1982)] III-3-2