e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Castenray

Overzicht

Gevonden: 1539
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wortelstamppot wortelmoes: wortelmoes (Castenray) wortelstamppot III-2-3
wrang wring: vring (Castenray) wrang van smaak III-2-3
wrevelig (zijn) neutelijk: cf. Schuermans p. 408 s.v. "neutelijk"= moeilijk, lastig (Limb. cf. WNT IX, kol. 1911 s.v. "neutelen - daarnaast ook neuteren"...."Aanm. Gewestelijk bestaat een woord neutelig, knorrig, slechtgehumeurd...waarschijnlijk een bijvorm van netelig..  nuuëtelek (Castenray) kort aangebonden, korzelig III-1-4
wulps persoon gekke fluit: gekke fläöt (Castenray) wulpse vrouw III-1-4
zaad zaad: zaod (Castenray) zaad III-4-3
zaag zaag: zāx (Castenray) Snijwerktuig, dat bestaat uit een platte strook staal die aan één zijde van tanden voorzien is. De strook is bevestigd in een handvat of in een spanraam. Zie ook de lemmata ɛhandzaagɛ en ɛspanzaagɛ.' [S 45; L 8, 101; N 53, 1a; monogr.] II-12
zaagbankje, zaagbok zaagbok: zāx˱bok (Castenray) Laag bankje, waarop men bij het zagen het hout laat rusten. Zie ook afb. 29. [N 53, 31; monogr.] II-12
zaagsel zaagmeel: zāxmē̜l (Castenray) Het poedervormig houtafval dat bij het zagen ontstaat. [N 38, 10; N 50, 91a; N 53, 29a; monogr.] II-12
zaagsnede zaagsnede: zāxsnēj (Castenray) De gleuf die een zaag in het hout maakt. [N 50, 41b; N 53, 30b; monogr.] II-12
zaagspaan schalm: sxalm (Castenray) Stukje hout dat aan het uiteinde van een plank of balk blijft hangen, nadat die dwars op de houtvezelrichting is doorgezaagd. [N 50, 91b; monogr.] II-12