e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L282p plaats=Achel

Overzicht

Gevonden: 4185
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
baldakijn baldakijn: baldakijn (Achel), hemel: hemel (Achel) De rechthoekige troonhemel waaronder het H. Sacrament wordt rondgedragen in de processie [Hemel, balkon, draaghemel, himmel]. [N 96C (1989)] III-3-3
balein balein: bəliy (Achel) balein uit het korset [N 25 (1964)] III-1-3
balken van de zolder boven de dorsvloer leggers: lɛgǝrs (Achel) De zware rondhouten die op de gebintbalken boven de dorsvloer rusten en die de zoldervloer vormen. Deze zolder is een schelf, die ofwel altijd aanwezig is, ofwel elk jaar tijdens het bergen van de oogst gevormd wordt en weer verwijderd als hij leeg is. De rondhouten worden gelegd van het ene gebint naar het andere of dwars op de lengterichting van de beuk die de dorsvloer inneemt. De enkelvoudsvormen betreffen ofwel één van de balken of zijn collectief voor al de balken samen. Zie ook de lemmata "onderste" en "bovenste balken van de schelf" (3.4.2 en 3.4.3). Zie ook afbeelding 14.c bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68b; N 4, 35 en 68; N 4A, 13a en 13b; monogr.] I-6
balkenbrij balkenbrij: bələkəbreͅi (Achel), Syst. Frings  balkəbrɛ̄i̯ (Achel) balkenbrij [Goossens 1b (1960)] || Balkenbrij (bombaalie?) [N 16 (1962)] III-2-3
balzak zak: zak (Achel) balzak, scrotum [zak, beurs] [N 10c (1995)] III-1-1
band, lint band: bant (Achel) Lintvormig weefsel van katoen, linnen, fluweel enz. ter afboording, versiering of versteviging. [N 62, 58d; N 62, 58c; Gi 1.IV, 55; Gi 1.IV, 56; monogr.] II-7
bandschort met borststuk scholk: sXoͅlk (Achel) schort met borststuk en schouderbanden [schortel, scholk, sjutsel] [N 24 (1964)] III-1-3
bang schouw: schoauw (Achel) schuw, bang III-1-4
bankbiljet briefje: ps. omgespeld volgens IPA.  brifkə (Achel) bankbiljet, banknoot, een ~ [briefke?] [N 21 (1963)] III-3-1
barensweeën ween: weeën (Achel) Barenswee: periodieke pijnen die voorafgaan aan het baren (poos). [N 115 (2003)] III-2-2