22669 |
beiaard |
beiaard:
beiaard (L282p Achel)
|
het geheel van zuiver gestemde klokken die door een klavier bespeeld kunnen worden [klokkenspel, beiaard, carillon] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
33776 |
beide beenderen van de onderkaak |
schaar:
sxɛ̄ǝr (L282p Achel),
scharen:
sxīǝ.rǝn (L282p Achel)
|
De scha(a)r(en) of het geschaar vormen de beide takken van de onderkaak van een paard en de uitwendige holte in het achterste gedeelte daarvan. Zie afbeelding 2.11. [JG 1a, 1b; N 8, 30]
I-9
|
32737 |
beide panden van een uiteengeploegde akker |
zijperceeltjes:
zęi̯pǝrselkǝs (L282p Achel)
|
Het uiteenploegen van een akker levert, als men de keerstroken buiten beschouwing laat, twee even grote stroken op aan weerskanten van de eindvoor in het midden. Uiterlijk is er overeenkomst met het ploegen in panden. Voor deze, afzonderlijk te ploegen delen van een akker zie men echter het vorige lemma. [N 11, 54; N 11A, 121f]
I-1
|
22906 |
beieren |
luiden:
de klokken lujen (L282p Achel),
et loeit (L282p Achel)
|
Het gelui, het gebeier van de klok(ken). [N 96A (1989)] || Hoe zegt men : de klokken beieren?. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21775 |
bekakt praten |
op de letter praten:
op de letter proaten (L282p Achel)
|
bekakt praten [N 102 (1998)]
III-3-1
|
19324 |
bekakte praat /bekakt praten |
op de letter praten:
op de letter proaten (L282p Achel)
|
bekakt praten [N 102 (1998)]
III-1-4
|
21514 |
bekeuren |
proces maken:
preces maken (L282p Achel),
te pakken krijgen:
te pakken krijgen (L282p Achel)
|
beboeten [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
30041 |
bekisting |
bekisting:
bǝkesteŋ (L282p Achel)
|
De van planken en platen vervaardigde houten mal waarin beton gestort wordt. Zie ook het lemma 'Bekister'. [N 30, 51a; monogr.]
II-9
|
17646 |
bekkenholte |
hol:
hol (L282p Achel)
|
heup: komvormige ruimte tussen de heupbeenderen [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22677 |
bekkens |
cimbalen:
cimboalen (L282p Achel)
|
het muziekinstrument dat bestaat uit twee koperen schijven met leren handvaten, die tegen elkaar geslagen worden [bekkens, schellen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|