e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q171p plaats=Vlijtingen

Overzicht

Gevonden: 1960
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wisselen van de tanden wisselen: wi.sǝlǝ (Vlijtingen) Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19] I-9
wit stervormig vlekje op het voorhoofd ster: stār (Vlijtingen) Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27] I-9
wit van het ei wit: wit (Vlijtingen) [JG 1b, 1c; monogr.] I-12
witte kool wit moes: wet mūis (Vlijtingen), wit muus (Vlijtingen), witte kool: witte keel (Vlijtingen) [Goossens 1b (1960)] [Lk 05 (1953)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] I-7
witte kwikstaart koevogeltje: kuwvogeltje (Vlijtingen) kwikstaart, wit (Motacilla alba alba L.) [Lk 04 (1953)] III-4-1
woensdagx woensdag: wy(3)̄nsdex (Vlijtingen) woensdag [ZND 10 (1925)] III-4-4
wolfsgebit, gebroken gebit stang: staŋ (Vlijtingen  [(boog)]  ) Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43] I-10
wonde wonde: won (Vlijtingen) Wond: letsel, kwetsuur (blessure, wats, gorre). [N 84 (1981)] III-1-2
wonen wonen: wone (Vlijtingen) een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] III-4-1
woord woord: woot (Vlijtingen) woord [RND] III-3-1