e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

Gevonden: 6886
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
baarmoeder van de kip eierstok: ęi̯ǝrštǫk (Heerlen) Het geheel der geslachtsorganen van een kip. [N 19, 57] I-12
baars baars: baasj (Heerlen) baars III-4-2
baas baas: bās (Heerlen) In Q 121 noemde men een baas die het werk schatte in plaats van het te berekenen een 'knopper' ('knypǝr'). [N 67, 99c] II-9
babbelaar babbel: bàbbəl (Heerlen), babbelaar: babbeleer (Heerlen), babbetje: (Suiker).  bäbbeke (Heerlen), klompje: klumkə (Heerlen) babbelaar [SGV (1914)] || babbelaar; Hoe noemt U: Een balletje van suiker of stroop (babbelder, babbelaar, brok, babbel(tje), suikerbal, sabbelder, ababol, rababbel, kussentje, spekje, steek, kokinje, babbelut) [N 80 (1980)] III-2-3
baby, zuigeling zuigeling: zugeling (Heerlen) zuigeling III-2-2
badkamer badkamer: batkāmər (Heerlen) badkamer III-2-1
badknecht badknecht: batknɛx (Heerlen  [(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Man die het badlokaal, eventueel ook het kleedlokaal, schoonhoudt. Volgens Lochtman (pag. 166) was het op de Domaniale mijn gebruikelijk in het kleedlokaal van "kouwewärter" te spreken en in het badlokaal van "badknecht". [N 95, 126; monogr.] II-5
badkuip bad: bat (Heerlen), Verklw. badje  bad (Heerlen) bad || badkuip III-2-1
badmeester badmeester: batmēstǝr (Heerlen  [(Emma)]   [Domaniale]), kouwwachter: kǫwwɛxtǝr (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]) Toezichthouder over de badknechten. [N 95, 126; monogr.] II-5
bagagewagen pakwagen: pàkwáágə (Heerlen) een bagagewagen bij een trein [fourgon, bak] [N 90 (1982)] III-3-1