e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q113p plaats=Heerlen

Overzicht

Gevonden: 6886
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beginvoor, -voren de voor: dǝ [voor] (Heerlen) Naar gelang de ploegwijze en de soort van ploeg kan men de eerste voor of voren ofwel in het midden ofwel aan de zijkant(en) van de akker ploegen. In dit lemma zijn de termen verzameld die als benaming voor de beginvoren (of -voor) in het algemeen werden opgegeven of als zodanig konden worden uitgelegd. Dit laatste is het geval met het woordtype aanscheut, voorzover dat werd gegeven n.a.v. de vraag naar "rug, verhoogd middendeel" (JG 1a + 1b). Blijkens opgaven van dat type uit de beide andere bronnen beperkt deze term zich niet tot de beginvoren in het midden. Hij komt inhoudelijk overeen met aanslag, aanwerk, aantrek e.d. waarmee niet zozeer de eerste voor of voren als zodanig, als wel het ploegen daarvan, het aanvangswerk bedoeld wordt. Omgekeerd is het type rug, dat n.a.v. de vraag naar "de eerste voor die de boer ploegt" (N 11, 60), niet hier maar in het volgende lemma opgenomen. Het bij enkele plaatsen vermelde aantal voren heeft betrekking op de aanscheut die in het midden van de akker gemaakt is. Voor voor zie men het lemma ploegvoor. [JG 1a + 1b] I-1
begrafenis beerdigung (du.): bəêêdigging (Heerlen), begrafenis: begreffenis (Heerlen, ... ), bəgrèffənis (Heerlen), (onz).  begräffenis (Heerlen), uitvaart: ōētváát (Heerlen) begrafenis [SGV (1914)] || de gezamenlijke handelingen en plechtigheden waarmee een dode ter aarde besteld wordt [begrafenis, uitvaart, begankenis, zinking, leuves, geuves] [N 87 (1981)] || teraardebestelling || uitvaart III-2-2
begrafenismaal dodeneten: doeëde-èëte (Heerlen) Is in uw omgeving het begrafenismaal bekend? Zoo ja, hoe noemt men het (groevenmaal, lijkmaal, grafmaal, uitigst, enz.)? [VC 03 (1937)] III-2-2
begraven beerdigen (du.): bəêêdiggə (Heerlen), begraven: bəgráávə (Heerlen) een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 87 (1981)] III-2-2
begrijpen begrijpen: begriepe (Heerlen), bəgrīēpə (Heerlen), snappen: sjnàppə (Heerlen), verstaan: vərstao (Heerlen) begrijpen || met het verstand vatten, begrijpen [kennen, omvatten, begrijpen] [N 85 (1981)] III-1-4
begrip, besef benul: bənöl (Heerlen), bezei: gee bezeij va (Heerlen) besef (hij heeft er geen ~ van) [SGV (1914)] || een bewuste, duidelijke voorstelling [benul, belul, besef] [N 85 (1981)] III-1-4
behang afdoen afsteken: āfštęǝkǝ (Heerlen), afstomen: āfštōmǝ (Heerlen), aftrekken: āftrękǝ (Heerlen) Oud behang verwijderen. [N 67, 93a; N 67, 93b; N 67, 93c] II-9
behangborstel behangborstel: bǝhaŋbøštǝl (Heerlen), tapisseerborstel: tapǝsērbøštǝl (Heerlen) De borstel waarmee men het opgeplakte behang plat en effen strijkt. In Q 197 en Q 197a werd voor dit werk een oude doek gebruikt. [N 67, 94c] II-9
behangen behangen: bǝhaŋǝ (Heerlen), tapisseren: tapǝsērǝ (Heerlen) Zie kaart. De techniek van het opplakken van behangselpapier met alle bijkomende werkzaamheden zoals het aanbrengen van behangjute. [N 67, 92a; monogr.] II-9
behanger behanger: bǝhaŋǝr (Heerlen), plakker: plakǝr (Heerlen) Vakman die alle werkzaamheden verricht die voor het behangen van muren noodzakelijk zijn. Vroeger vervaardigde hij ook gordijnen. Zie ook het lemma 'Behangen'. [N 67, 98c; monogr.] II-9