18533 |
vestzakje |
kamizooltjestasje (<fr.):
kammezölkestesjke (L428p Born),
tasje:
teschke (L428p Born)
|
het zakje in het vest [N 59 (1973)]
III-1-3
|
28543 |
vetvliegen |
vetmasten:
vɛtmastǝ (L428p Born)
|
Het snel volvliegen door de bijen van korf of kast met honing bij goed honingweer. [N 63, 47c]
II-6
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄lǝ (L428p Born)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
22832 |
vieren |
vieren:
gəvî:rt (L428p Born)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
20574 |
vieruursboterham |
koffiedrinken, het -:
4 uur
koffie drenken (L428p Born)
|
maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21537 |
vijf centiem |
knabje:
knepke (L428p Born)
|
een muntstuk van vijf centimes (in België) [solleke, knepke, halve sol] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21538 |
vijfentwintig centiem |
kwartje:
kwaartsje (L428p Born)
|
een muntstuk van 25 centimes (in België) [kwartje] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20894 |
vijg |
vijg:
WLD
vieg (L428p Born)
|
De eetbare, zoete, vlezige vrucht van de vijgeboom (vijg, smeerlap, vijgedaal). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
31371 |
vijlen |
vijlen:
vīlǝ (L428p Born)
|
Een stuk hout bewerken met de houtvijl. [N 53, 159; A 38, 61; monogr.]
II-12
|
24961 |
vijver |
meert:
mie⁄ert (L428p Born)
|
klein natuurlijk of gegraven waterbekken, bijv. in een tuin [vijver, wijer, wijert, kuil, poel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|