e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L428p plaats=Born

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vin vin: WLD  vin (Born) Hoe noemt u het min of meer waaiervormige voortbewegingsorgaan van een vis, op de rug, borst en buik en aan de staart (vin, vlim) [N 83 (1981)] III-4-2
vinger vinger: viŋər (Born) vinger [RND] III-1-1
vinger, maat kleiner dan een duim vingerlang: vinger lāank (Born) de maat die een lengte aangeeft, kleiner dan een duim (2 1/2 cm) [vinger] [N 91 (1982)] III-4-4
vink boekvink: bookvenk (Born) Hoe heet de vink? [DC 06 (1938)] III-4-1
viool viool: viool (Born) Het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp]. [N 90 (1982)] III-3-2
vishengel garde: gēͅrt (Born) Het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede]. [N 88 (1982)] III-3-2
vissnoer snoer: snoor (Born) Een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn]. [N 88 (1982)] III-3-2
visvangst vangst: vangst (Born) Alles wat men vangt bij het vissen [vangst, rafel]. [N 88 (1982)] III-3-2
vizier vizier: vizīr (Born) Venster in de bijenkap, geweven van ijzer- of koperdraad, paardehaar of tegenwoordig ook nylon. [N 63, 74e; monogr.] II-6
vlaamse gaai markolf: merkuf (Born) Hoe heet de Vlaamsche gaai? [DC 06 (1938)] III-4-1