e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L428p plaats=Born

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vliegplank loopplankje: lōpplɛŋkskǝ (Born), vliegplank: vlēxplaŋk (Born) Aan- en uitvliegplank bij korf en kast. Onder het vlieggat maakt men een smal loopplankje waarop de bijen kunnen lopen bij het in- en uitgaan van de korf of kast. Aan de vliegplank kan de imker in korte tijd constateren of een bijenvolk gezond is of ziektes heeft. Hij kan bepalen of er al of niet dracht is, of er roverij plaatsvindt, en hij kan aan de vliegplank vele andere observaties doen. Immers, hij moet vermijden vaak in de korf of kast te gaan, daar dit tijd en honingverlies kost en teveel verstoring in de korf veroorzaakt. [N 63, 5b; N 63, 10a; Ge 37, 28] II-6
vliegtuig vliegmachine: vleegmesjien (Born) het toestel waarmee men kan vliegen [vliegtuig, vliegmachine, vlieger] [N 90 (1982)] III-3-1
vliegveld vliegveld: vleegveldj (Born) het grote, effen terrein met verharde banen van waaraf vliegtuigen kunnen opstijgen en waar zij weer kunnen landen [vliegveld, vliegplein] [N 90 (1982)] III-3-1
vlier heulenteul: -  ölentöl (Born) vlierboom (sambucus nigra L.) [DC 13 (1945)] III-4-3
vlierbes kers: -  kees (Born) vrucht van de vlierboom (sambucus nigra L.) [DC 13 (1945)] III-4-3
vlies in een vrucht keets: WLD  kitsj (Born) Het vliesje tussen vruchtvlees en pit bij een appel (blees, vlim). [N 82 (1981)] I-7
vlijns, geelbruine aarde klei: klei (Born) geelbruine aarde tussen bruine grond en leem in [vlijns, vlijst] [N 81 (1980)] III-4-4
vlinder roepepel: rupɛ.pəl (Born), roepeper: roepèper (Born), vlinder: vlendər (Born) vlinder [Roukens 03 (1937)] || vlinder, pepel [RND] III-4-2
vloed, hoogtij hoogwater: hoag water (Born) vloed, wassen van het water van de zee en de toestand van hoog water [bovenwater, hoog tij] [N 81 (1980)] III-4-4
vloek vloek: vlook (Born) een uitdrukking die een verwensing, vooral een godslastering behelst [vloek, kneerp] [N 85 (1981)] III-3-1