19540 |
berkenbezem |
berkenbezem:
bɛrəʔə bɛsəm (K278p Lommel),
brembezem:
brɛm bɛsəm (K278p Lommel)
|
bezem gemaakt van berketwijgjes (rijsbezem, berkenbezem, berkenboender) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18060 |
beroerte |
beslag:
`n beslag (K278p Lommel),
beslag (K278p Lommel, ...
K278p Lommel,
K278p Lommel,
K278p Lommel),
beslag krijgen (K278p Lommel),
beslag krijgn (K278p Lommel),
besloug (K278p Lommel),
geraaktheid:
een geraktheid krijgen (K278p Lommel)
|
Beroerte: verlamming veroorzaakt door uitstorting van bloed in de hersenen (beroerte, beslag, slag). [N 107 (2001)] || een beroerte, een geraaktheid krijgen [ZND 32 (1939)] || Een plotselinge stoornis in de bloedsomloop, in de hersenen waarbij spraakstoornissen en verlammingsverschijnselen kunnen optreden? [DC 60 (1985)]
III-1-2
|
28587 |
beroker |
beroker:
beroker (K278p Lommel)
|
Rookverwekkend apparaat ter kalmering van de bijen, dat men met de hand of mechanisch bedient. Hiermee hoeft men niet, zoals bij een gewone tabakspijp, eerst in te ademen. Men kan er oude lappen, surrogaat-tabak, houtwol, droog mos en andere dingen in stoken. De beroker blijft doorsmeulen en wanneer men rook nodig heeft, doet men een paar slagen met de blaasbalg. Er zijn ook berokers die met een veer werken. Wanneer die opgewonden is, kan het apparaat zichzelf enige tijd aanjagen. Het type Vulcan werkt met zo''n veer. [N 63, 77e; N 63, 76b; N 63, 76a; N 63, 73d; Ge 37, 158; monogr.]
II-6
|
26051 |
berrie |
berrie:
bø̜ri (K278p Lommel),
berries:
bø̜ris (K278p Lommel),
slagberrie:
slax˱børi (K278p Lommel)
|
Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
33443 |
beschermstenen of -palen |
schutstenen:
sxøtstɛi̯ǝn (K278p Lommel)
|
Beschermstenen van natuursteen of dikke houten beschermpalen (soms ook wel van ijzer) worden geplaatst schuin tegen zijkanten van poorten en tegen hoeken van muren of tegen brugleuningen om beschadigingen door voertuigen te voorkomen. Bij boerderijen komen ze vooral voor aan schuurpoorten en ingangspoorten (van de gesloten hoeve). Soms dienen de stenen of palen ook als steun voor de muur waartegen ze rusten. Meervoudige opgaven benoemen de beide beschermstenen of -palen aan weerskanten van een opening. Zie ook afbeelding 18.a bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 43a; monogr.; add. uit N 4A, 42f]
I-6
|
20790 |
beschuit |
beschuit:
bəsxø͂ͅit (K278p Lommel),
bəsxøͅi̯t (K278p Lommel),
1a-m
beschoeit (K278p Lommel),
beschuit (K278p Lommel)
|
beschuit [ZND 21 (1936)] || de beschuit [N 29 (1967)]
III-2-3
|
20711 |
beschuitbol |
bestel:
Syst. Grootaers
bəstɛlə (K278p Lommel),
bol:
bǫl (K278p Lommel)
|
[N 29, 61; N 29, 60]Beschuitbollen, éénmaal gebakken en niet doorgesneden (bestelle?) [N 16 (1962)]
II-1, III-2-3
|
25631 |
beschuitdeeg |
beschuitedeeg:
bǝsxøjtǝndęjǝx (K278p Lommel)
|
[N 29, 58]
II-1
|
25633 |
beschuitdoppen |
beschuitdoppen:
bǝsxøjtopm (K278p Lommel)
|
De vormen die bij het opbollen van beschuitdeeg gebruikt worden. [N 29, 59b; N 29, 59a]
II-1
|
25628 |
beschuitmeel |
patentbloem:
pǝtɛntblum (K278p Lommel)
|
Meel voor het bereiden van beschuitdeeg. Momenteel wordt hier het beste meel voor gebruikt, vroeger wel eens tarwe- of griesmeel. [N 29, 57a]
II-1
|