e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q019p plaats=Beek

Overzicht

Gevonden: 2562
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
carbollap carbollap: carbollap (Beek) Flanellen lap die vochtig is gemaakt in een oplossing van carbol en water. Het is een goed middel om de bijen te kalmeren, het nadeel van de lap is de stank. [N 63, 73d] II-6
cariës wolf: wouf (Beek) Cariës: tandbederf, langzame vernietiging van het glazuur van de tand (wolf, cariës). [N 84 (1981)] III-1-2
cement cement: sǝmɛnt (Beek) Een snel verstenend bindmiddel, doorgaans in poedervorm, dat ontstaat door vermenging van kalk- en leemhoudende stoffen die onder hoge temperatuur versinterd zijn. Het bezit de eigenschap door toevoeging van water zowel onder water als aan de lucht te verharden. [N 30, 35a; N 30, 35b; monogr.] II-9
cementmortel cementspijs: sǝmɛnt[spijs] (Beek) Mortel, bestaande uit cement en zand. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(mortel)', '-(spijs)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 37e; monogr.] II-9
cervelaatworst droogworst: gedroogd van mager vlees  drèùgwoosj (Beek) droogworst [N 06 (1960)] III-2-3
ciborie ciborie (<lat.): ciborie (Beek) De heilige vaten, het liturgisch vaatwerk [kelken, cibories, monstrans]. [N 96A (1989)] III-3-3
cichorei cichorei: siechorei (Beek, ... ), siegoorij (Beek, ... ) cichorei; Hoe noemt U: Surrogaat of smaakverbeterend middel voor koffie gemaakt van de wortel van een bepaalde plant die gemalen en geroosterd wordt (cichorei, cikorei, suikerij, suikeraai, sekraai, bitter, Gemertse koffie) [N 80 (1980)] I-7, III-2-3
colbertjasje colbert (fr.): colbért (Beek) colbertjasje, (korte) jas van een kostuum [N 23 (1964)] III-1-3
communiebank communiebank: kemunebank (Beek) De balustrade aan de voet van het priesterkoor, waaraan de gelovigen de communie ontvangen [communiebank?]. [N 96A (1989)] III-3-3
compost compost: kǫmpǫs (Beek), drek: drɛk (Beek) Van de termen die onder de titel compost in dit lemma verenigd zijn, hebben er sommige duidelijk betrekking op de fijngemaakte compostachtige meststof, zoals die uit afval van de weide, de boomgaard, het erf bereid werd en over de weide werd gestrooid, terwijl andere meer wijzen op het moderne product van een vuilverwerkings- of composteringsbedrijf. Het eerste deel van het lemma bevat voornamelijk benamingen voor weidemest. [N 11, 22 + 27 add.; N 11A, 4d + 38 + 39; N M, 10c; monogr.] I-1