e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q019p plaats=Beek

Overzicht

Gevonden: 2562
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bruidsvlucht bruidsvlucht: brūtsvløx (Beek) Vlucht die de jonge koningin of moer onderneemt om bevrucht te worden door één of meerdere darren die met haar meevliegen. Meestal vindt deze vlucht plaats tussen de vijfde en zevende dag na haar uitlopen. Hoog in de lucht vindt de bevruchting plaats. Slechts één periode in haar leven wordt de moer of koningin bevrucht. De ene dar die haar bevrucht, moet deze daad met de dood bekopen. De moer keert uit het luchtruim met het bevruchtingsteken, de bij de paring afgerukte mannelijke geslachtsdelen, in haar lijf naar haar woning terug. De werkbijen bijten die darrenoverblijfselen weg en na korte tijd kan de moer met haar enige taak, het eieren leggen, beginnen. [N 63, 58; Ge 37, 44] II-6
bruidszwerm bruid(s)zwerm: brūtsžwɛrm (Beek), zingende voorzwerm: zeŋǝndǝ vø̄ržwɛrm (Beek) Een volk dat meezwermt bij de bruidsvlucht van een jonge koningin. [N 63, 37a; N 63, 37b; N 63, 29d; N 63, 29c] II-6
bruine gebreide dameskous kous: kouse (Beek) dameskousen, bruine gebreide ~ [sjanskouse] [N 24 (1964)] III-1-3
brutaal onbeschoft: onbeschof (Beek), ongebeed: vgl. Sittard Wb. (pag. 278): óngebeet, ruw, hard; niet gebet, zie beeë. [pag. 35: beeë, betten].  ongebaed (Beek) geen schaamte hebbend [(zeer) brutaal, astrant, frech, vrank, frank] [N 87 (1981)] || zeer onbeschaamd, zeer brutaal [astrant, ekstrant, onbeschoft] [N 85 (1981)] III-3-1
bui, regenbui buitje: buuke (Beek) regenbui, korte periode van regen [frontbui, gurze, schoer] [N 81 (1980)] III-4-4
buik buik: bōēk (Beek) buik (lijf) [DC 01 (1931)] III-1-1
buikpijn buikpijn: boekpien (Beek), penspijn: Enigszins ruw.  penspien (Beek) buikpijn [DC 27 (1955)] III-1-2
buitenechtelijk kind bastaard: bastaard (Beek) een niet uit een wettelijk huwelijk geboren kind, buitenechtelijk kind [bastaard, speelkind, voorloper, voorkind] [N 86 (1981)] III-2-2
buitenzak op een jas jassentas: jassetèsj (Beek) buitenzak in een jas [jassetes] [N 23 (1964)] III-1-3
buizerd buizerd: buuzert (Beek) buizerd III-4-1