e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q019p plaats=Beek

Overzicht

Gevonden: 2562
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
cultivator, extirpator cultivator: køltivātǝr (Beek, ... ), extirpator: ɛkspātǝr (Beek) De cultivator, extirpator of woeleg is een 3- of 4-wielig of op twee lopers voortglijdend akkerwerktuig met op een schaar eindigende tanden, die d.m.v. een hefboom tegelijk versteld kunnen worden. Aan het raam van een wielcultivator zitten 5 of meer C-vormige veertanden (zie afb. 77) of rechte stelen (zie afb. 78), die elk van een pijlvormige beitel, resp. een kleine dubbelschaar zijn voorzien. Dit lemma betreft de cultivator in het alge-meen. Voor termen die op de sleepcultivator toepasselijk zijn, zie men het volgende lemma. Wat in het onderstaande met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b+ 1d + 2c; N 11, 78a; N 11A, 150a + c; N J, 10; N 18, 52 add.; div.; mono-gr.] I-2
dadantkast dadantkast: datankas (Beek) Soort bijenkast. Dadant, een bijenteler in de Verenigde Staten, heeft een kast ontworpen die een compromis is tussen een Quinbykast en een Langstrothkast. Een gemiddeld Dadantraam is 476 mm breed/lang en 286 mm hoog. [N 63, 3a; N 63, 9] II-6
dak dak: dāk (Beek) Het gehele samenstel dat de bedekking vormt van een huis of gebouw. Het bestaat uit een kap die wordt afgedekt met pannen, leien, zink, ijzer, stro of riet en die rust op de muurplaat of balklaag. Men onderscheidt verschillende dakvormen. Zie ook de volgende lemmata. [S 6; L 1a-m; L 8, 66; L 12, 9; L A2, 500; N 32, 43a; monogr.; Vld.] II-9
dal, vallei dal: dèl (Beek, ... ), laagte: liègte (Beek) dal, vallei, stuk land dat gelegen is tussen meerdere heuvels of bergen [del] [N 81 (1980)] || laagte, slenk, stuk land dat gelegen is tussen twee heuvels [diepte, zonk, zink, put, kwacht, zomp, zak, slaai] [N 81 (1980)] III-4-4
damesblouse bloes: bloes (Beek) damesblouse, te dragen bij een rok [bloes, stelsel, jak, beskien, kazevek] [N 23 (1964)] III-1-3
dameshoed? hoed: hood (Beek) dameshoed [N 25 (1964)] III-1-3
dameskous? hoos: Anna, has tich ein paar nu haose (Beek) Anna, heb je een paar nieuwe kousen? [DC 14A (1946)] III-1-3
damesonderbroek broek: brook (Beek) Onderbroek voor vrouwen. [DC 62 (1987)] III-1-3
damesschoen met hoge of halfhoge hak hoge schoen: haog sjoon (Beek) damesschoenen met hoge of halfhoge hak [N 24 (1964)] III-1-3
damp, stoom stoom: sjtoum (Beek) damp van kokend water [DC 28 (1956)] III-4-4