e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zeven met de handzeef zeven: zē̜vǝ (Rotem) Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.] I-4
zeveren zeveren: zijvert (Rotem) Het kind zevert (als het tanden krijgt). [ZND 08 (1925)] III-1-1
zich bemoeien met bemoeien: (be)meuje (Rotem), bemeuien (Rotem) ik kan me daarmee niet bemoeien [ZND 21 (1936)] III-3-1
zich haasten zich spoeden: os spojen (Rotem) Zich haasten. We moeten ons haasten om de bus te halen. [Lk 05 (1955)] III-1-2
zich inbeelden zich inbeelden: ook materiaal znd 27, 39  zich inbeeldjen (Rotem), zich inbeeljen (Rotem) inbeelden [ZND 01 (1922)] III-1-4
zich moeilijk laten melken de melk ophouden: (de koe) helt dǝ mɛlk ǫp (Rotem), taaie: tɛi̯j (Rotem) Het slechts met moeite gemolken kunnen worden, gezegd van de koe. Er komen in dit lemma verschillende grammaticale categorieën voor. [N 3A, 71] I-11
zich niet lekker voelen niet wie hij moet zijn: neet wie er zeen moot (Rotem) hij is niet al te wel; hij is onpasselijk (de echte dialectwoorden hiervoor) [ZND 32 (1939)] III-1-2
zich over de rug wentelen (zich) wentelen: wei̯.njšǝlǝ (Rotem) Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69] I-9
zich schuren zich schuren: zich schuren (Rotem) Zich schuren tegen een paal of boom vanwege de jeuk, gezegd van het varken. [N M, 7] I-12
zicht zicht: zext (Rotem) Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51] I-4