e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

Gevonden: 3443
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zijwand bredden: brii̯ǝr (Rotem), karplank: karpla.ŋk (Rotem), karplanken: karplɛ.ŋk (Rotem), zijplank: zęi̯plaŋk (Rotem) Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.] I-13
zijwanden zijplanken: zęi̯plęŋk (Rotem) Zijkanten van de platte kruiwagen. De meer algemene benamingen zijn terug te vinden onder het lemma zijwand. Het woordtype ruls staat voor een bijzondere soort zijkant, die niet uit planken bestaat, maar uit latjes en die voornamelijk dient voor het vervoer van takken, bladeren en dergelijke. Zie ook het lemma rulskar. [N 18, 98a + add; N G, 53c; JG 2b; monogr.] I-13
zijwortel wortelen: woͅrtələ (Rotem), wortels: wortels (Rotem) (dwars)wortels van een boom [N 27 (1965)] III-4-3
zilveren één frank frank: ps. omgespeld volgens Frings.  ənə fraŋ (Rotem), zilveren frank: ps. omgespeld volgens IPA.  nə zelvərəfraŋ (Rotem) 1 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)] III-3-1
zilvergeld zilvergeld: ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb geïnterpreteerd als een "glottishslag"(¿) - of gewoon letterlijk overnemen als een hoge komma?  zelvər geͅlʔt (Rotem), ps. omgespeld volgens IPA.  zelvərgeͅlʔtʔ (Rotem) zilveren geldstukken [N 21 (1963)] III-3-1
zingen zingen: zenge (Rotem) III. zingen; hij zong; gezongen. [ZND 25 (1937)] III-3-2
zitbank bank: baŋk (Rotem) op het eind van de bank [ZND 34 (1940)] III-2-1
zitbeenderen zitbenen: zetbęi̯n (Rotem) Onderdeel van het beenderenstelsel aan het achtereinde van de rug. [N 3A, 110c] I-11
zitvlak van een broek boksenbodem: bokseboejem (Rotem), boksəbūjəm -by(3)̄jəmkə (Rotem) zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)] III-1-3
zo arm als ... zo arm als de straat: h iè is zoe erm es de straat (Rotem) Hij is zo arm als... (uitdrukkingen). [ZND 32 (1939)] III-3-1