e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

Gevonden: 3443
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zo eenvoudig als ... zo eenvoudig als de zon: zoe eenvoudig es de zōn (Rotem), zo eenvoudig als het groot is: zoe eenvoudig es het groet is (Rotem), zo eenvoudig als het maar kan zijn: t is zoe ənvoudig es et mer kan zeen (Rotem), zo gemakkelijk als het maar kan zijn: t is zoe gemekkelik es et mer kan zeen (Rotem), zo klaar als pompwater: zoe klaor es pompwater (Rotem), zo onnozel als het maar kan zijn: t is zoe oennuzel es et mer kan zeen (Rotem), zo simpel als het groot is: des zoe sumpel as et grōēt is (Rotem), zo simpel als het maar kan zijn: t is zoe sumpel es et mer kan zeen (Rotem) Zo eenvoudig als - (zeg in het dialect en vul aan; geef de verschillende uitdrukkingen die hiervoor bestaan) [ZND 23 (1937)] III-1-4
zoden afsteken steken: stikǝ (Rotem) Een object russen, vlaggen, zoden enzovoorts is niet gedocumenteerd. [N 14, 78; N 27, 39g; N 18, add.; JG 1b] I-8
zoeken zoeken: zeuken (Rotem) wij zoeken [ZND 08 (1925)] III-1-2
zoethout zoethout: zøtout (Rotem) zoethout [ZND 01u (1924)] III-2-3
zolder zolder: zøldər (Rotem) zolder [ZND 27 (1938)] III-2-1
zolder boven de dorsvloer overden: ȳ(ǝ).vǝr[den] (Rotem) De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32] I-6
zoldergat, opening in de koestalzolder hooigat: [hooi]gāt (Rotem), [hooi]gāǝt (Rotem), zoldergat: zǫldǝrgāt (Rotem) In de koestalzolder is meestal een opening waardoor het hooi naar beneden geworpen wordt om het aan de dieren te voeren. Waar de koestalzolder in open verbinding staat met de schuur is er meestal geen opening in de zoldering. Een aantal opgaven betreffen een luik of een scharnierende deur waarmee de opening afgesloten kan worden. De benamingen kunnen ook gebezigd worden voor een opening in de gevel of in het dak waardoor het hooi op de zolder wordt gebracht. Zie ook het lemma "hooivenster" (3.4.5). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (hooi) het lemma "hooi" in aflevering I.3. Zie ook afbeelding 16.c bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schuur" (3.4.1). [N 5A, 56b; N 5, 97 en 97a; L 42, 24 passim; monogr.; add. uit N 5A, 57c] I-6
zolderkamer spijker: spei̯kər (Rotem), zolderkamer: zoͅldərkāmər (Rotem, ... ) zolderkamer [N 05A (1964)] III-2-1
zomen zomen: zǫwmǝn (Rotem) Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.] II-7
zomerkapmanteltje pelerine (<fr.): peͅldəren (Rotem), peͅlərén (Rotem) kapmanteltje voor de zomer met een ovaalvormig voor- en achterpand [pelderien] [N 25 (1964)] III-1-3