e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

Gevonden: 3426
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ziek krank (du.): krank (Beesel) ziek [SGV (1914)] III-1-2
ziekte krankheid: krankheid (Beesel) ziekte [SGV (1914)] III-1-2
ziel ziel: ziël (Beesel) ziel [SGV (1914)] III-3-3
zielboek dodenlijst: doedelies (Beesel) Het zielenboek, het register van overledenen, wier namen op vaste tijden van de preekstoel werden afgelezen, voorzover de nabestaanden het zielenboekgeld hadden voldaan [zielboek, dodenlijst?]. [N 96B (1989)] III-3-3
zien, kijken zien: zēēn (Beesel), zēən (Beesel) zien [RND], [SGV (1914)] III-1-1
zijde zij: ziĕj (Beesel) Zijde, flank: de zijkant van de buik tussen onderste ribben en heup (zijde, lank, flank) [N 84 (1981)] III-1-1
zijn pasen doen paascommunie (<lat.): paoskumunie (Beesel) De Paascommunie doen [de oeëster hauwe]. [N 96C (1989)] III-3-3
zijn tevredenheid betuigen meeleven: (geluk, leed).  mitleavə (Beesel) genoegen hebben om het geluk van iemand anders [ergens in gruien, grunselen] [N 85 (1981)] III-1-4
zijn woede luchten afreageren: aafreeageerə (Beesel) zijn woede proberen kwijt te raken door iets te doen of te zeggen [N 85 (1981)] III-1-4
zilverschoon zilverkruid: WLD  zilverkrüt (Beesel) Zilverschoon (potentilla anserina 15 tot 50 cm groot. De stengels zijn kruipend, met lange wortelende uitlopers; de bladeren zijn oneven geveerd, de blaadjes zijn gezaagd en aan de onderkant wit zijdeachtig behaard; de bloemen groeien afzonderlijk, zijn [N 92 (1982)] III-4-3